EcologieBodemZonnige plaatsen op vochtige tot natte, matig voedselrijke tot voedselrijke, vaak verstoorde grond (zand, leem, zavel, klei en stenige plaatsen).
GroeiplaatsOmgewerkte grond, braakliggende grond, waterkanten (o.a. rivieroevers, kribben), moerassen (verruigd rietland), uiterwaarden, bossen (open plekken), grienden, bosranden, bermen, ruigten (natte ruigten), langs spoorwegen (spoorbermen enspoorwegterreinen), haventerreinen, industrieterreinen, plantsoenen, puinhopen en stortplaatsen.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandVrij algemeen in het rivierengebied en in stedelijke gebieden. Elders wat zeldzamer. Ingeburgerd tussen 1900 en 1924.
VlaanderenPlaatselijk vrij algemeen in stedelijke gebieden en langs de rivieren. Elders vrij zeldzaam.
WalloniƫVrij zeldzaam ingeburgerd.
WereldOorspronkelijk uit Noord-Amerika. Nu in tal van landen in West-, Midden- en Zuid-Europa ingeburgerd.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurJansen, H. (2019) Late gulderoede rukt steeds meer op.
Twirre 29: 30-32
Scholz, H. (1993) Eine unbeschriebene anthropogene Goldrute (
Solidago) aus Mitteleuropa.
Floristische Rundbriefe 27: 7-12
Siebel, H.N. (2020)
Praktijkadvies Hoge guldenroedes. VBNE [Advies voor de bestrijding van invasieve exoten]
Pagina's in standaardwerkenAtlas van de Nederlandse Flora 3:
150, als Solidago serotinaHeukels' Flora van Nederland, 23e ed.:
592Heukels' Flora van Nederland, 24e ed.:
711Nederlandse Oecologische Flora 4:
35Wilde-Planten.nl:
paginaAfbeelding in de Zadenatlas (Digital Plant Atlas) Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De vaak blauwgroene stengels zijn vrijwel alleen behaard bij de pluim-assen. Late guldenroede vormt dichte haarden.
Bladeren De bladeren zijn langwerpig en hebben een lang toegespitste top. De rand is gezaagd. Verder zijn de bladeren kaal of is de middennerf van onderen kort behaard.
Bloemen Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). De breed pluimvormige bloeiwijze is min of meer naar 1 kant gekeerd door de kromming van de zijtakken. De bloemhoofdjes zijn geel en wat groter dan die van Canadese guldenroede. De lintbloemen steken duidelijk buiten het omwindsel uit. Het omwindsel is 3 tot 4 mm hoog. De zeer talrijke hoofdjes richten zich naar boven.
Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. Een 1,5 mm lang nootje met korte haartjes. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
Ā© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.