|
Lepidium draba L.
Pijlkruidkers
|
Ecologie & verspreiding Pijlkruidkers staat op open en zonnige, ± droge tot vochtige, (zeer) voedselrijke, zwak basische tot vaak kalkhoudende, ± stikstofrijke en meestal omgewerkte en vaak kalkhoudende grond bestaande uit duinzand, leem, zavel en klei en verder ook op stenige plaatsen. De overblijvende en warmteminnende plant groeit in ruige bermen, op dijken en beschoeiingen van zeedijken, langs sloot-, kanaal- en rivieroevers, op puin en basaltglooiingen. Verder ook in akkerranden, wijngaarden en op braakliggende grond, op gestoorde plekken in de zeeduinen, in ruigten en onder heggen, op spoorweg- en industrieterreinen, in grindputten, op stort- en andere ruderale plaatsen. Ze stamt oorspronkelijk uit Zuidwest-Azië, Noord-Afrika en Zuid-Europa en is ingeburgerd in grote delen van ons continent. De soort is gedurende de 19e eeuw ingeburgerd in ons land en is tegenwoordig plaatselijk vrij algemeen in het kustgebied van Noord- en Zuid-Holland en Zeeland en zeldzaam langs de grote rivieren en in Zuid-Limburg. Elders zeer zeldzaam.
CC-BY-SA 3.0 René van Moorsel, 2015
| EcologieBodemZonnige, open plaatsen op vochtige, (zeer) voedselrijke, meestal omgewerkte en vaak kalkhoudende grond (duinzand, leem, zavel, klei en stenige plaatsen). GroeiplaatsRuige bermen, dijken, beschoeiingen van zeedijken, braakliggende grond, akkers (akkerranden), wijngaarden, heggen, puin, ruderale plaatsen, ruigten, zeeduinen (verstoorde plekken), langs spoorwegen (spoordijken en spoorwegterreinen, tussen grind), industrieterreinen en waterkanten (slootkanten en basaltglooiingen).
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandPlaatselijk vrij algemeen in het kustgebied van Noord- en Zuid-Holland en Zeeland en zeldzaam langs de grote rivieren, in de Noordoostpolder en in Zuid-Limburg. Elders zeer zeldzaam. VlaanderenVrij algemeen in duinen, de Polders en plaatselijk in het Maasgebied. Elders zeldzaam tot zeer zeldzaam of ontbrekend. WalloniëVrij algemeen tot vrij zeldzaam in Brabant, in het Maasgebied en in de zuidelijke Ardennen (de Leemstreek en de Kalkstreek). Elders zeldzaam tot zeer zeldzaam. WereldOorspronkelijk uit Zuidwest-Azië, Noord-Afrika en Zuid-Europa. Ingeburgerd in grote delen van noordelijk Europa en Noord-Amerika.
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NLLiteratuurde Roos, G.T. (1979) Nieuwe plantesoorten voor Vlieland in 1978 en 1979. Gorteria 9: 368-368 Sloff, J.G & J.L. van Soest (1938) Het fluviatiele district in Nederland en zijn flora. Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 3 48: 199-249 van Eeden, F.W. (1872) Lepidium draba - Draba-kers Flora Batava 14: 1081-1081 TaxonomieRijk: | Plantae | Stam: | Tracheophyta | Klasse: | Spermatopsida | Orde: | Brassicales | Familie: | Brassicaceae | Lepidium draba L. (1753) | Nederlands: | Pijlkruidkers | Engels: | Hoary Cress | Duits: | Pfeilkresse | Etymologiebron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra | Lepidium komt van het Griekse lepis (schub), hetgeen slaat op de kleine hauwtjes, die wel wat op schubben lijken. Draba is een oude Griekse plantennaam. Draba was oorspronkelijk een andere kruisbloemige plant. Mogelijk is het een naam die willekeurig door Linnaeus is gegeven, of Draba komt van het Griekse drabé(scherp) en slaat op het sap, dat bij sommige soorten een scherpe smaak heeft, of het komt van het Grieksedrepoo (afplukken), omdat de plant vroeger als toekruid werd gebruikt en waarvan dus herhaaldelijk takjes werden geplukt.
| Bron: Standaardlijst 2003 | Bron Nederlandse naam: Standaardlijst 2003 | Synoniemen: | Cardaria draba | | Zoeken in GBIF | Zoeken in Google Scholar |
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De stengels zijn grijsgroen en kaal of zwak behaard. Door de uitlopers groeien de planten vaak in grote groepen. Bladeren De langwerpige tot eirondrbladeren worden tot 10 cm lang en 1 tot 3 cm breed. De onderste zijn bochtig getand en lang gesteeld (tijdens de bloei zijn deze bladeren al afgestorven), de bovenste bladeren staan schuin omhoog, hebben een vrijwel gave rand, een pijlvormige voet en omvatten de stengel. Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De witte bloemen groeien in dichte sterk vertakte schermvormige pluimen. De kroonbladen zijn 3 tot 4 mm lang. Vruchten Een doosvrucht. De lang gesteelde hauwtjes zijn 3 tot 4½ mm en de stijl is 1 tot 1½ mm. Ze zijn meer breed dan lang, hebben een hartvormige voet, een spitse top en zijn niet gevleugeld. Ze springen niet open. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode. © NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.
|