EcologieBodemZonnige plaatsen in ondiep, matig voedselrijk tot meestal voedselrijk, zoet of licht brak, meestal helder, basisch, kalkhoudend, stilstaand of stromend, meestal 0,5 tot 3,5 m diep water met een bodem van zand, leem, zavel, veen of klei met weinig organisch materiaal. Tijdelijk droogvallen wordt goed verdragen.
GroeiplaatsWater (kleisloten, kanalen, poelen, afgravingen, laagveenplassen, spoorsloten en duinplassen).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandVrij algemeen in het westen (maar vrij zeldzaam in Zeeland), in het noordelijk zeekleigebied, het rivierengebied en in stedelijke omgeving. Elders vrij zeldzaam tot zeldzaam.
VlaanderenVrij algemeen in de Polders en de Maasvallei. Elders zeldzamer.
WalloniëVrij algemeen, maar zeldzaam in de Ardennen.
WereldIn alle werelddelen (in Noord-Amerika betreft dit een andere ondersoort), behalve in Australië. Ook in het zuiden van Afrika.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurBaars, A. (1933) Waar het Vederkruid bloeit.
De Levende Natuur 38: 223-226
Kops, J. (1807) Myriophyllum spicatum - Geaard Veder-Kruid
Flora Batava 2: 150-150
Pauw, E., C. ten Haaf & P. Pepping (2023)
Spaarnwoude: plantengroei van sloten en slootoevers vroeger en nu. Ten Haaf & Bakker, Groet
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De lange, dunne stengels zijn vertakt en meestal roodachtig. De planten zijn soms met een dun laagje kalk bedekt. Op drooggevallen plaatsen vormt Aarvederkruid dwergstengeltjes van een paar centimeter, die niet bloeien.
Bladeren De ondergedoken bladen staan meestals in vrij ver uiteenstaande kransen van vier (soms vijf of zes) en de bebladering is doorgaans wat regelmatiger dan bij Teer en Kransvederkruid. Elk blad heeft gewoonlijk zeven tot elf dicht opeenstaande paren van ongeveer tegenoverstaande, vrij slappe bladslippen.
Bloemen Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Rechtopstaande aren (5-15 cm) met meestal meer dan twintig bloemen. Alle bloemen staan in kransen. De bloemen zijn ongeveer 3 mm in doorsnee. De bovenste bloemen zijn mannelijk, de onderste vrouwelijk, in het midden van de aar zijn ze vaak tweeslachtig. De onderste een tot drie kransen hebben geveerde schutbladen, die soms even groot zijn als de gewone bladeren de hogere kransen hebben zeer korte, ongedeelde schutblaadjes. De kroonbladen van de tweeslachtige en de mannelijke bloemen zijn steenrood en vallen bij het begin van de bloei af.
Vruchten Een vierdelige splitvrucht. De rondachtige steenvruchtjes hebben een geknobbelde wand (fijn wrattig). Aarvederkruid vermeerdert zich echter voornamelijk vegetatief door de wortelstokken en afgebroken stengeldelen. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.