EcologieBodemZonnige tot meestal licht beschaduwde, warme plaatsen op vochtige, voedselarme, zwak zure tot licht basische, kalkhoudende, humusrijke grond (zand, leem, löss en mergel). Vaak op plekken, die enigszins zijn (oppervlakkig) verstoord.
GroeiplaatsBossen (lichte loofbossen, hellingbossen en langs bospaden), bosranden, struwelen, heggen, houtwallen, bermen, langs holle wegen, oude muren en soms in grasland (onbeschaduwd kalkgrasland op hellingen).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandVrij zeldzaam in Zuid-Limburg. Elders zeer zeldzaam.
VlaanderenVrij algemeen in de Leemstreek en de Voerstreek. Elders zeldzaam tot zeer zeldzaam.
WalloniëPlaatselijk vrij algemeen, maar zeldzaam tot zeer zeldzaam in de Ardennen.
WereldVoornamelijk in West- en Midden-Europa. Noordelijk tot in Schotland, Denemarken en het uiterste zuiden van Zweden.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL Literatuurvan Eeden, F.W. (1885) Potentilla albo-sterilis - Bastaard-Ganzerik
Flora Batava 17: 1297-1297
van Eeden, F.W. (1885) Potentilla fragariastrum - Aarbei- Ganzerik
Flora Batava 17: 1316-1316
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels Een harige plant met kruipende stengels en bovengrondse uitlopers. De plant groeit gewoonlijk in groepen en lijkt veel op Bosaardbei.
Bladeren De blauwgroene, drietallige bladen (met breed-eironde deelblaadjes) zijn ondieper getand dan die van Bosaardbei en de tanden zijn stomp aan de rand zijn ze wit gewimperd. De tand aan de top van elk deelblaadje is doorgaans iets korter dan de twee naastliggende tanden, omzoomd door witte uitstekende haren. De blaadjes zijn van onderen grijsviltig. De deelblaadjes zijn 0,5-2,5 cm lang.
Bloemen Tweeslachtig (een plant met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen staan alleen of in armbloemige bloeiwijzen. Ze zijn kleiner dan die van Bosaardbei (1-1,5 cm) , met witte, omgekeerd hartvormige, ongeveer 5 mm lange kroonbladen die elkaar met de randen niet bedekken. Aan de top zijn ze schelpvormig uitgesneden. De kroonbladen zijn even lang of iets langer dan de kelk.
Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. De bloembodem wordt na de bloei niet vlezig. De vruchtjes zijn klein, droog en kaal, met aan de voet een wit aanhangseltje. Ze worden door mieren verspreid. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.