EcologieBodemZonnige, vrij open plaatsen op droge, matig voedselrijke, kalkhoudende grond (kleihoudend zand en stenige plaatsen).
GroeiplaatsGrasland (droog, neutraal tot kalkhoudend grasland), bermen, dijken en zuidhellingen en hoge, zandige uiterwaarden.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandZeer zeldzaam in het rivierengebied.
VlaanderenNiet in Vlaanderen.
WalloniëZeer zeldzaam in de zuidelijke Ardennen.
WereldGematigde streken in Azië en Europa. Westelijk tot in Midden-Europa. In West-Europa slechts op enkele verspreide plaatsen.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurBoedeltje, G. (1994) Een nieuwe vindplaats van de Vroege zegge (
Carex praecox Schreber) langs het Twentekanaal.
Gorteria 20: 1-5
Eisele, W. & E. Zähringer (1998) Vorläufiger Schlüssel zur Bestimmung der Seggen (
Carex spec.) Baden-Württembergs nach vegetativen Merkmale.
Floristische Rundbriefe Beiheft 5: 1-26
Kern, J.H. & T.J. Reichgelt (1954) Carex L., 1753.
Flora Neerlandica : 7-133
Koopman, J. (2014) Zandzegge en co.
FLORON-Nieuws 20: 12-13
Odé, B. (1999) Een nieuwe vindplaats van Vroege zegge (
Carex praecox Schreb.).
Gorteria 25: 25-25
Rich, T.C.G. & A.C. Jermy (1998)
Plant Crib - Carex. Botanical Society of the British Isles
Sloff, J.G. & J.L. van Soest (1939) Het fluviatiele district in Nederland en zijn flora II.
Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 3 49: 268-306
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De rechtopstaande bloeistengels zijn stomp driekantig. Na de bloei staan ze soms iets krom.
Bladeren De bladeren van de niet-bloeiende stengels zijn vaak even lang als de bloeistengels, de bladeren van de bloeistengels zijn meestal minder dan half zo lang als de bloeistengel. Ze zijn, 1 tot 2 mm breed, min of meer gootvormig of ingerold, aan de voet geoord, stijf en ze hamgen niet over.
Bloemen Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). Een korte, compacte, aarvormige bloeiwijze met 3 tot 5, zelden meer aren. Aan de voet groeien de mannelijke bloemen, hogerop de vrouwelijke. Deze bevatten 2 stempels. De kafjes zijn bruin met een groenige middenstreep en een vliezig gerande top.
Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. De bruine, generfde urntjes zijn platbol, eirond en 2 tot 4 mm in doorsnee. Ze zijn voorzien van smalle vleugelranden en zijn vrij plotseling in de 2-tandige en op de rug gegroefde snavel versmald. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Atlasblokken met waarnemingen
Het aantal atlasblokken (5x5 km) waarin de soort is gemeld binnen een periode van vijf jaar (vanaf 1980) of twintig jaar.
Niet gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en het aantal doorgegeven waarnemingen kan sterk variëren per periode,
dus een trend in verspreiding kan hier niet direct uit worden afgelezen. Het opgegeven jaartal is het eerste jaar van de
periode. Bron: gevalideerde waarnemingen uit de NDFF.
© FLORON & NDFF
download hoge resolutieFenologie bloeiendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.