EcologieBodemZonnige, zelden licht beschaduwde, grazige, soms vrij open plaatsen op matig droge tot meestal vochtige, matig voedselrijke, kalkrijke grond (klei, mergel, leem, zavel en zand, stenige plaatsen en zelden op veen).
GroeiplaatsDijken (polderdijken en rivierdijken), bermen (o.a. langs kanalen), grasland (kalkgrasland, vochtig, bemest grasland en verruigd grasland), waterkanten (rivieren, sloten, beken), langs spoorwegen (spoorbermen), opgespoten grond (met kalkrijk zand), struwelen op rivierduinen, grienden, heggen, ruigten, plantsoenen, zeeduinen, rolsteenstranden, drooggevallen zandplaten, kalkhellingen en afgravingen (kleiputten).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandAlgemeen in Zeeland en aangrenzende gebieden, vrij algemeen in het rivierengebied en in Noordwest-Fryslân en vrij zeldzaam in Zuid-Limburg. Elders zeer zeldzaam.
VlaanderenVrij algemeen in de Duinen, de Polders en langs de Maas. Elders zeldzaam tot zeer zeldzaam.
WalloniëAlgemeen in Lotharingen, de Fagne en Famenne. Elders zeldzaam tot zeer zeldzaam.
WereldGematigde streken in Europa, noordelijk tot in Midden-Engeland, het Oostzeegebied en Siberië. Ingeburgerd in Nieuw-Zeeland.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurHartsen, F.A. (1865) Senecio erucifolius
Flora Batava 12: 950-950
Otzen, D. & G. Doornbos (1980) Observations on germination and seedling establishment of Senecio erucifolius L. in relation to its northern boundary.
Acta botanica neerlandica 29: 419-427
Reichert, H. (1977)
Senecio jacobaea L und
Senecio erucifolius L., ergänzende Hinweise zur Unterscheidung der beiden Arten.
Göttinger Floristische Rundbriefe 11: 102-109
Sloff, J.G. & J.L. van Soest (1939) Het fluviatiele district in Nederland en zijn flora II.
Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 3 49: 268-306
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De rechtopstaande stengels zijn meestal groen of soms rood. Ze zijn alleen boven het midden vertakt. Eerst zijn ze spinragachtig behaard, maar de beharing verdwijnt later.
Bladeren Ook de bladeren zijn spinragachtig behaard en ook dit verdwijnt later weer, behalve aan de onderkant. Verder zijn de bladeren eirond, diep 1 tot 2-voudig veerdelig met lijnvormige bladslippen. De bladrand is iets omgebogen. De onderste bladeren zijn gesteeld. Tijdens de bloei zijn ze meestal nog niet verdord.
Bloemen Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemhoofdjes vormen samen smalle, schermvormige pluimen. De hoofdjes zijn 1,2 tot 15 mm groot. De 12 tot 15 lintbloemen zijn glanzend geel en 6 tot 8 mm lang. Heel soms ontbreken de lintbloemen. De buisbloemen zijn geel. Het omwindsel is meestal klokvormig en heeft een 4 tot 6-bladig buitenomwindsel.
Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. Alle zaden zijn dicht kort behaard. Het vruchtpluis is vuilwit. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.