Ecologie & verspreiding Duist is een soort van wintergraanakkers en omgewerkte grond; daarmee heeft het een vergelijkbaar leefpatroon als graanplanten. Duist heeft een grote vochtbehoefte en groeit bij voorkeur op een compacte, relatief kalkrijke bodem. De soort komt voor langs de grote rivieren en in Zeeland; daarnaast in Noord Friesland en Noord en Noord-Oost Groningen. Het is een winterannuel: een eenjarige plant die kiemt in de herfst en bloeit in de voorzomer. Uitgestoelde kiemplanten overleven nog een temperatuur van -25 graden. Het gras onderscheidt zich van de andere soort in het geslacht Alopecurus door een afgeknot en getand tongetje. De Nederlandse naam Duist verwijst mogelijk naar de “duister zwart-grijze” kleur van de bloeiwijze. Begeleiders zijn Echte kamille, Grote klaproos (ook een winterannuel) en Herik. Duist is van vroeger bekend van de associatie van Ruige klaproos op kalkhoudende grond.
CC-BY-SA 3.0 Martin Stolp, 2023
|
EcologieBodemZonnige, open plaatsen op vochtige, voedselrijke tot zeer voedselrijke, kalkhoudende, compacte grond (zeeklei, rivierklei, leem, löss en mergel).
GroeiplaatsAkkers (wintergraanakkers, koolzaad- en karwijvelden), ruderale plaatsen, storttereinen, plantsoenen, omgewerkte grond, wegranden, braakliggende grond, tussen straatstenen en langs spoorwegen (spoorwegterreinen).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandVrij algemeen in Zuid-Limburg, in het westen van het land, in het noordelijk zeekleigebied en in het rivierengebied. Elders zeldzaam.
VlaanderenAlgemeen, maar zeldzaam in de Kempen.
WalloniëAlgemeen, maar zeldzaam in de Ardennen.
WereldOorspronkelijk uit Europa. In Zuidwest-Azië en Europa, in hoofdzaak in de zuidwestelijke helft. Ingeburgerd in Noord-Amerika.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLLiteratuurJansen, P. (1951) Gramineae.
Flora Neerlandica : 7-274
Kops, J. & H.C. van Hall (1836) Alopecurus agrestis - Veld Vossenstaart
Flora Batava 7: 546-546
Sloff, J.G. & J.L. van Soest (1939) Het fluviatiele district in Nederland en zijn flora II.
Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 3 49: 268-306
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Bladeren Het tongetje is afgeknot en getand.
Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De 2-12 cm lange en 3-6 mm brede bloeiwijze is bleek en aan de zonnige kant vaak paars aangelopen. De aar is naar boven zeer geleidelijk versmald. De aartjes zijn 4½-7 mm lang en staan met één tot twee bij elkaar aan één zijtakje. De kelkkafjes zijn tot ongeveer halverwege vergroeid. De kiel heeft zeer smalle vleugels en is zeer kort behaard.
Vruchten Een graanvrucht. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.