EcologieBodemZonnige, open, kale plaatsen (pioniervegetatie) op droge, voedselarme, zwak zure, humusarme grond (niet stuivend zand, grind en gruis).
GroeiplaatsAkkers, braakliggende grond, opgespoten grond, afgravingen (zand- en grindgroeven), grasland (open plekken in droog, zuur en schraal grasland), bermen (open plekken), wegranden (langs fietspaden en halfverharde wegen), langs spoorwegen (spoorwegterreinen), heide (vastgelegd stuifzand en open plekjes aan de rand van heide) en zeeduinen (zuidhellingen).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandVrij zeldzaam in het oosten en midden van het land en zeer zeldzaam in Zuid-Limburg, in de duinen en langs het IJsselmeer.
VlaanderenVrij zeldzaam in de Kempen. Elders zeldzaam tot zeer zeldzaam of ontbrekend.
WalloniëZeldzaam in Lotharingen. Elders zeer zeldzaam of ontbrekend.
WereldNoordwest-Afrika en Europa, behalve in het noorden en het uiterste zuidoosten. Elders op een klein aantal plaatsen ingeburgerd.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurGevers Deynoot, P.M.E. (1853) Gnaphalium montanum - Berg-Roerkruid
Flora Batava 11: 857-857
Griffioen, H. (1982) Levensvormen van
Filago minima (Sm.) Pers.
Gorteria 11: 88-90
Haveman, R. & M. Hornman (2001) Flora en fauna op militaire heideterreinen.
De Levende Natuur 102 (4): 173-176
Kroeze, C., D.M. Pegtel & C.J.C. Blom (1989) An experimental comparison of aluminium and manganese susceptibility in Antennaria dioica, Arnica montana, Viola canina, Filago minima and Deschampsia flexuosa.
Acta botanica neerlandica 38: 165-172
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De dunne, rechtopstaande stengels zijn witgrijs viltig en vanaf de voet of boven het midden afstaand vertakt. De hoofdas loopt niet tot boven in de plant door.
Bladeren De platte blaadjes zijn smal langwerpig tot lijnvormig en 0,4-1 cm lang.
Bloemen Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen vormen kleine kluwens (van hoogstens zes bloemhoofdjes), die langer zijn dan de bladeren aan de voet. De hoofdjes zitten aan het eind van de stengels of in de oksels van de zijtakken. De bloemen zijn witachtig, 2-3½ mm en vijfkantig piramidevormig. De omwindselbladen zijn geelachtig en bovenaan kaal. De middelste is viltig aan de voet en uitgezakt.
Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. Zaden die in de oksels zitten zijn gekromd, de zaden in het midden van het hoofdje zijn recht. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.