EcologieBodemZonnige tot soms licht beschaduwde plaatsen op vochtige tot vaak natte, matig voedselrijke, matig stikstofrijke, humushoudende, kalkhoudende en/of brakke grond (duinzand, leem, lƶss en klei). Ook op licht brakke grond. Vaak op verstoorde grond.
GroeiplaatsZeeduinen (duinvalleien), bermen, dijken, waterkanten (kanalen, rivieren, beken, greppels en sloten), grasland, langs spoorwegen, moerassen (ruige rietmoerasjes), afgravingen (leem- en kleigroeven) en in ruigten tussen laag struweel.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandAlgemeen in Zeeland, vrij algemeen in de duinen, Zuid-Limburg, het rivierengebied, langs de Dommel en langs het IJsselmeer en vrij zeldzaam in het Waddengebied. Elders zeldzaam tot zeer zeldzaam.
VlaanderenAlgemeen, maar veel zeldzamer in de Kempen.
WalloniƫVrij algemeen in Brabant en vrij zeldzaam in het Maasgebied en de zuidelijke Ardennen. Elders zeldzaam tot zeer zeldzaam.
WereldZuidwest-Aziƫ en West-, Midden- en Zuid-Europa.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurKops, J. (1807) Inula dysenterica - Rooloops Alant
Flora Batava 2: 149-149
Sloff, J.G. & J.L. van Soest (1939) Het fluviatiele district in Nederland en zijn flora II.
Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 3 49: 268-306
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De stengels staan stijf rechtop en zijn meestal strobruin. Ze zijn alleen in de bovenste helft vertakt. Heelblaadjes groeit in groepen.
Bladeren De bladeren zijn grijsgroen, viltig behaard en 3-8 cm lang. De onderste bladeren zijn langwerpig en omvatten de stengel voor de helft. De bovenste bladeren zijn driehoekig-eirond, hebben een hart- tot pijlvormige voet en omvatten de stngel. Aan de rand zijn ze verwijderd gezaagd en iets omgerold. Van boven worden ze spoedig vrij kaal en hebben ze een fijn wrattig oppervlak. Aan de onderkant blijven ze lang witviltig.
Bloemen Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemhoofdjes zitten in losse iets schermvormige pluimen. De hoofdjes zijn 1Ā½ -2Ā½ cm. De gele lintbloemen staan horizontaal af. Ze zijn tweeĀ keer zo lang als het groene, beklierde omwindsel. De buisbloemen zijn dooiergeel. De omwindselbladen zijn lijnvormig en viltig.
Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zaden hebben vruchtpluis van haren en een buitenste krans van vergroeide vliezige schubben. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
Ā© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.