Ecologie & verspreiding Hoge fijnstraal houdt van warme, droge standplaatsen zoals braakliggende terreinen, bestrating en steenglooiingen. Naar het zuiden gerichte gevelmuren zijn ook favoriet voor deze fijnstraal-soort, die tussen 1975 en 1999 in Nederland is ingeburgerd. Deze soort bevolkt vooral het zuidelijk deel van Nederland maar het zal niet lang duren eer het hele land bedekt is. Conyza sumatrensis komt oorspronkelijk uit Zuid-Amerika en werd in 1980 voor het eerst in Londen en Parijs gesignaleerd. Daarna werd deze plant steeds noordelijker gezien: in 1990 in Antwerpen en is sinds 1999 volledig in Nederland ingeburgerd vooral in de grote steden. Hoge fijnstraal kan verward worden met andere oprukkende fijnstraal-soorten uit Zuid-Amerika: Ruige fijnstraal, Gevlamde fijnstraal en Canadese fijnstraal die al in de 18e eeuw in Nederland voorkwam.
CC-BY-SA 3.0Â Christine Tamminga, 2014
|
EcologieBodemZonnige, warme, open plaatsen (pioniervegetaties) op droge, matig voedselrijke tot zeer voedselrijke, vaak omgewerkte grond.
GroeiplaatsBraakliggende grond, tussen straatstenen, industrieterreinen, oude muren, langs spoorwegen (spoorwegterreinen), voetpaden, stenige plaatsen, zeeduinen en bij voederkuilen.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandZeldzaam in stedelijke gebieden en in het rivierengebied. Ingeburgerd tussen 1975 en 1999.
VlaanderenZeldzaam ingeburgerd. Voor het eerst gevonden in 1990.
WalloniëZeer zeldzaam ingeburgerd, o.a. nabij Charleroi.
WereldOorspronkelijk uit Midden- en Zuid-Amerika. Ingeburgerd in enkele landen in Europa en Azië en in Australië en Nieuw-Zeeland.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLLiteratuurHoste, I., F. Verloove, C. Nagels, L. Andriessen & J. Lambinon (2009) De adventievenflora van in België ingevoerde mediterrane containerplanten.
Dumortiera 97: 1-16
Reijerse, F. (2009) Verspreidingspatroon van
Conyza sumatrensis in een landelijke regio.
FLORON-nieuws 10: 6-7
Reutelingsperger, L.F.P.M. (2000)
Conyza sumatrensis (Retz.) E. Walker: het begin van de opmars in Nederland?
Gorteria 26: 224-226
Schils, C. (2023) Het Merkske 50 jaar na Mennema
Planten 19: 20-22
van der Meijden, R., W.J. Holverda & W.J. van der Slikke (2001) Nieuwe vondsten van zeldzame planten in 1999 en 2000.
Gorteria 27: 121-132
Verloove, F. & V. Boullet (2001)
Conyza bonariensis en
Conyza sumatrensis: recent ingeburgerd in België?.
Dumortiera 77: 2-8
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De rechtopstaande stengels zijn behaard.
Bladeren De stengelbladen zijn smal-langwerpig en bedekt met korte, meestal kromme haren. De gekromde wimperharen korter (0,5 mm).
Bloemen Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). De smalle, 5-11 mm brede bloemhoofdjes vormen een brede of ruitvormige pluim met korte zijtakken. De omwindselbladen zijn eenkleurig groen. De buisbloemen zijn meestal vijflobbig en de lintbloemen zijn 0,2 tot 0,5 mm lang.
Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. Het vruchtpluis is gelig wit of cremekleurig. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.