Ecologie & verspreiding Heen staat op zonnige, natte en voedselrijke, meestal kalkhoudende grond en in ondiep, zoet tot licht zilt water boven zand-, veen-, zeeklei- en stenige bodems met een organische sliblaag. Ze groeit langs allerlei wateren, in lage delen van zilte graslanden, in verzoetende poelen en slenken op strandvlakten, op zandige oeverwallen en in slikkommen in het zoetwatergetijdengebied, op kwelders en soms in akkers. De plant staat aan de noordwestgrens van het Europese deel van het areaal. De soort is algemeen in het westen en noorden van het land in een ongeveer 50 kilometer brede strook langs de Noordzeekust, is vrij algemeen in het IJsselmeer- en het rivierengebied en is elders zeer zeldzaam. Ze is altijd herkenbaar aan 2 lichte vlekken op de achterzijde van de overgang schede–bladschijf en heeft bovendien geen tongetje. De vondsten in het rivierengebied behoren mogelijk tot een andere soort; Bolboschoenus laticarpus. Ze onderscheid zich van Heen door onder andere de driehoekige nootjes (lensvormig bij Heen). Dit dient echter nader te worden onderzocht. Van binnenlandse vondsten van Heen is het daarom raadzaam herbarium materiaal te verzamelen en op te sturen naar Naturalis.
CC-BY-SA 3.0 René van Moorsel & Edwin Dijkhuis, 2015
|
EcologieBodemZonnige plaatsen op natte, voedselrijke, meestal kalkhoudende grond en in ondiep, zoet tot licht zilt water met een organische of licht organische, slibrijke, zeer carbonaatrijke bodem (zand, veen, zeeklei en stenige plaatsen).
GroeiplaatsWaterkanten (langs rivieren, tichelgaten, afwateringskanaaltjes, sloten, vijvers, plassen, kanalen, grachten en basaltglooiingen), water (verlandende sloten), kwelders, grasland ('s winters overstroomde laagten in zilt weiland, langdurig onder water staande delen van weiland en weilandgreppels), zeeduinen (op strandvlakten in poelen en slenken waar zich regenwater en water uit de duinen verzamelt), moerassen (zoetwatergetijdengebied) en soms in akkers.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandAlgemeen in het westen en noorden van het land in een ongeveer 50 kilometer brede strook langs de Noordzeekust, vrij algemeen in het IJsselmeergebied en het rivierengebied. Elders zeer zeldzaam.
VlaanderenVrij algemeen tot plaatselijk zeer algemeen in het kustgebied, de Polders en langs de Schelde en haar zijrivieren. Elders zeldzaam tot zeer zeldzaam.
WalloniëZeldzaam tot zeer zeldzaam langs enkele grote rivieren.
WereldGematigde en warme streken in Australië, Oost-Canada, Azië, Afrika en Europa. Ingeburgerd in Noord- en Zuid-Amerika.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLLiteratuurHoffmann, M., L. Vanhecke & A. Zwaenepoel (1996)
Bolboschoenus maritimus (L.) Palla en
Schoenoplectus (Reichb.) Palla in de getijdenzone van Zeeschelde, Rupel, Dijle en Beneden-Nete.
Dumortiera 64-65: 2-8
Hroudova, Z., R. Hrivnák & M. Chytrý (2009) Classification of inland Bolboschoenus-dominated vegetation in Central Europe.
Phytocoenologia 39 (2): 205-215
Hroudova, Z., P. Zakravsky, M. Duchacek & K. Marhold (2007) Taxonomy, distribution and ecology of in Europe.
Annales Botanici Fennici 44: 81-102
Leereveld, H., A.D.J. Meeuse & P. Stelleman (1981) Anthecological relations between reputedly anemophilous flowers and syrphid flie. IV. A note on the anthecology of Scirpus maritimus L.
Acta botanica neerlandica 30: 465-473
Léveillé-Bourret, E. & J.R. Starr (2019) Molecular and morphological data reveal three new tribes within the Scirpo-Caricoid Clade (Cyperoideae, Cyperaceae).
Taxon 68: 218-245
Marhold, K., Z. Hroudová, M. Duchácek & P. Zákravsky (2004) The
Bolboschoenus maritimus group (Cyperaceae) in Central Europe, including B. laticarpus, spec. nova.
Phyton 44(1): 1-21
Reichgelt, T.J. (1956) Cyperaceae.
Flora Neerlandica : 7-52
Robertus-Koster, E. (1969) Differentiatie van
Scirpus maritimus L. in Nederland.
Gorteria 4: 193-200
Simons, E.L.A.N., R. Haveman & E. Kleyheeg (2016) Revision of
Bolboschoenus (Asch.) Palla (Cyperaceae) in the Netherlands.
Gorteria - Dutch Botanical Archives 38: 189-223
van der Maarel, E. (1972) Enkele opmerkingen over de flora van Utrecht 1843-1970.
Gorteria 6: 17-19
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De forse stengels zijn scherp driekantig en over bijna de hele hoogte bebladerd.
Bladeren De bladeren zijn vrij vlak, tot 1 cm breed en aan de top driekantig. Naar boven zijn ze ruw op de randen en op de onderkant van de middennerf. Op de overgang van de bladschede naar de bladschijf zie je aan de buitenkant twee lichte vlekken.
Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze is meestal schermvormig of hoofdjesachtig, maar de aar kan ook alleen staan. De roodbruine aren bevatten veel bloemen en zijn 1-2 cm lang, maar soms tot 4 cm. Ze zijn meer dan twee keer zo lang als breed. Aan de voet vind je meestal drie schutbladen, die meestal langer zijn dan de bloeiwijze. De kafjes zijn eirond en aan de top ingesneden, waar de middennerf als een naald van enkele millimeters hoogte uitkomt. Stijlen met twee of drie stempels.
Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zaadjes zijn ongeveer 3 mm lang en glanzend bruin van kleur. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.
De bloeiperiode is dit jaar 3 dagen later dan het langjarig gemiddelde.