Ecologie & verspreiding Muizenoor groeit vooral in het volle zonlicht op droge en tamelijk schrale zand, leem of zavel grond. Zij staat op heiden en in de duinen en verder in laag blijvende (gemaaide of begraasde) graslandvegetaties van wegbermen en taluds van dijken, sloten en kanalen. Muizenoor is algemeen in de pleistocene floradistricten, Zuid-Limburg en in de duinen. De soort is zeldzaam in laagveen gebieden en op zee- en rivierklei. In deze landsdelen is zij voornamelijk te vinden op dijken en hoge taluds van(spoor)wegen. Muizenoor is de laatste decennia afgenomen als gevolg van voedselverrijking en verstedelijking. Muizenoor kan zich voortplanten zonder bevruchting (apomixie) en daardoor is deze soort zeer vormenrijk. Waar Muizenoor samen voorkomt met andere soorten van het ondergeslacht Pilosella (bijvoorbeeld Weidehavikskruid en Spits havikskruid) kunnen gemakkelijk kruisingen ontstaan. Dit proces levert planten op met kandelaarvormige bloeiwijzen. Door terugkruisingen met een van de oudersoorten (of recombinatie met een apomictische vorm) ontstaan vrijwel ondetermineerbare planten.
CC-BY-SA 3.0 Bert Lanjouw, 2015
|
EcologieBodemZonnige of, zelden licht beschaduwde, vrij open tot grazige plaatsen op droge tot iets vochthoudende, voedselarme tot matig voedselrijke, weinig of niet bemeste, fosfaatarme, matig zure tot kalkhoudende grond (zand, leem, löss, mergel, zavel en stenige plaatsen).
GroeiplaatsGrasland (schraal grasland, hooiland, weiland, gazons, beweid of regelmatig gemaaid kalkhellinggrasland en hoge delen van uiterwaarden), bermen, dijken, langs holle wegen, steile kantjes, zeeduinen (duinhellingen en duinvalleien), waterkanten (steile slootkanten en greppelkantjes), heide, afgravingen, oude muren, spleten van oude bestrating en lanen.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandAlgemeen, maar zeldzaam op laagveen en zeeklei (Noord- en Zuid-Holland, Fryslân en Groningen). Hier voornamelijk op aangevoerd zand.
VlaanderenAlgemeen, maar zeldzamer in de Zandleemstreek en zeer zeldzaam in de Polders.
WalloniëAlgemeen.
WereldIn Zuidwest-Azië, Noordwest-Afrika en vrijwel heel Europa. Ingeburgerd in Nieuw-Zeeland en oostelijk Noord-Amerika.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLLiteratuurGadella, T.W.J. (1978) Enige opmerkingen over de voortplantingswijze van
Hieracium pilosella en enkele verwante taxa.
Gorteria 9: 159-165
Gadella, T.W.J. (1976) Enige aanvullingen op de Flora van Vlieland.
Gorteria 8: 51-53
Gadella, T.W.J. (1988) Some notes on the origin of polyploidy in Hieracium pilosella aggr.
Acta botanica neerlandica 37: 515-522
Gadella, T.W.J. & E. Kliphuis (1968) Enige opmerkingen over
Hieracium pilosella L. in Nederland.
Gorteria 4: 17-26
Gadella, T.W.J. & E. Kuiper (1968) Een merkwaardige vorm van
Hieracium pilosella L. gevonden bij Winterswijk.
Gorteria 4: 57-60
Gottschlich, G. (2020) Synopse der für Deutschland nachgewiesenen Arten und Unterarten der Gattung
Hieracium s. l. (
Hieracium s. str. und
Pilosella), aufgeschlüsselt nach Vorkommen in den einzelnen Bundesländern.
Forum Geobotanicum 9: 1-59
Kops, J. (1800) Hieracium pilosella - Langhairig Haviks-kruid
Flora Batava 1: 29-29
Pagina's in standaardwerkenAtlas van de Nederlandse Flora 3:
82Flora Batava 01:
plaatHeukels' Flora van Nederland, 23e ed.:
633Heukels' Flora van Nederland, 24e ed.:
694Nederlandse Oecologische Flora 4:
214Wilde Planten 1:
87Wilde-Planten.nl:
paginadeze soort in de Zadenatlas van Nederland Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De grijsachtig groene, behaarde stengels dragen geen bladeren, maar soms wel 1 of 2 schubvormige blaadjes. Bovenaan staat 1 bloemhoofdje. Ze vormen vrij lange bovengrondse uitlopers met verspreide kleine bladeren. Naar de top van de uitlopers neemt de grootte van de bladeren af.
Bladeren De rozetbladeren zijn langwerpig-spatelvormig of smal eirond. Vaak zijn ze boven het midden het breedst. Ze hebben een gave rand en staan meestal vrij vlak uitgespreid. Aan de bovenkant zitten verspreide enkelvoudige haren. Van onderen zijn ze dicht, witachtig en vaak viltig door sterharen. Bij langdurig droog weer krullen de bladeren zich om met de witte onderkant naar boven.
Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen staan afzonderlijk aan de top van een steel. De citroengele hoofdjes zijn 2 tot 3 cm groot. Er zijn alleen lintbloemen. De randbloemen zijn van onderen roodgestreept. De omwindselbladen zijn smal, lijnvormig, tot 1½ mm breed en dragen lange enkelvoudige haren en klierharen, maar soms ontbreken die. Wel zijn er sterharen aanwezig.
Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zaden zijn 1 tot 2½ mm lang. Het vruchtpluis is wit. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.