|
Ranunculus aquatilis L.
Middelste waterranonkel
|
Ecologie & verspreiding Middelste waterranonkel staat op zonnige plaatsen in ondiep, matig voedselrijk tot voedselrijk, meestal helder, stilstaand of zwak stromend, neutraal tot licht alkalisch, hard, zoet of zwak brak water boven een bodem van zand, zavel of klei of met een stenige bodem, soms ook op drooggevallen plekken. De eenjarige of meerjarige plant groeit in vijvers en sloten, in kanalen, poelen en plassen, in doorbraakkolken en in kleiputten. Verder in duinpoelen, soms in periodiek overstroomde gebieden (plant is dan eenjarig. Ze groeit vaak vlak langs de oevers. Het voorkomen van dit taxon is vooral geconcentreerd in het midden van ons land. Dit taxon kan zowel drijvende als ondergedoken bladeren dragen, heeft kroonbladen die 5-10 mm lang zijn en die elkaar met de randen bedekken en overgangsbladen zijn meestal aanwezig. Niet bloeiende, drooggevallen planten zonder bloemen zijn niet te onderscheiden van idem exemplaren van Grote waterranonkel.
CC-BY-SA 3.0 René van Moorsel, 2015
| EcologieBodemZonnige plaatsen, in ondiep, stilstaand of zwak stromend, matig voedselrijk tot voedselrijk, neutraal tot licht alkalisch, hard, meestal helder, zoet of zwak brak water met een bodem van zand, zavel of klei of een stenige bodem. Soms ook op droogvallende plekken. GroeiplaatsWater (vijvers, sloten, kanalen, beken, poelen, plassen, doorbraakkolken en kleiputten), zeeduinen (duinpoelen), soms in periodiek overstroomde gebieden (dan eenjarig) en in water boven rotsgesteente. Vaak vlak langs de oevers.
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandPlaatselijk vrij algemeen, maar zeldzaam op de hoge zandgronden. VlaanderenVrij algemeen in het kustgebied, met name in de Polders. Elders zeldzaam tot zeer zeldzaam. WalloniëZeldzaam. WereldFijne waterranonkel (Middelste waterranonkel en Kleine waterranonkel). In alle werelddelen, in gebieden met een gematigd of koel klimaat. Het meest in West- en Midden-Europa.
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NLLiteratuurBruinsma, J. (2007) Waterplanten in poelen langs de Tongelreep bij de Achelse Kluis. Gorteria 32: 111-123 Diederich, P. (1984) Le genre Ranunculus L. subgen. Batrachium (DC.) Gray au Grand-Duché de Luxembourg. Dumortiera 28: 1-5 Hartsen, F.A. (1868) Ranunculus radians Flora Batava 13: 992-992 Kops, J. & H.C. van Hall (1832) Ranunculus aquatilis - Water Ranonkel, zie ook VI, 475 Flora Batava 6: 474-474 Kops, J. & H.C. van Hall (1832) Ranunculus aquatilis - Water Ranonkel, zie ook VI, 474 Flora Batava 6: 475-475 Schaminée, J.H.J. & A.H.F. Stortelder (2000) De ene boterbloem is de andere niet. De sociologische indicatiewaarde van plantensoorten, toegelicht aan de hand van het geslacht Ranunculus. Stratiotes 20: 5-19 TaxonomieRijk: | Plantae | Stam: | Tracheophyta | Klasse: | Spermatopsida | Orde: | Ranunculales | Familie: | Ranunculaceae | Ranunculus aquatilis L. | Nederlands: | Middelste waterranonkel | Etymologiebron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra | Ranunculus is het verkleinwoord van het Latijnse rana en betekent "kikker". Ranonkels groeien vaak in of langs het water en in vochtige weiden, de plek waar veel kikkers voor komen. Aquatilis betekent "in het water levend".
| Bron: Heukels' Flora 23 (in kleine letters) | Bron Nederlandse naam: Botanisch Basisregister 1988 | Synoniemen: | Ranunculus aquatilis var. aquatilis | | Zoeken in GBIF | Zoeken in Google Scholar |
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Bladeren De bladeren drijven soms, maar de meeste zijn ondergedoken. De drijvende bladeren zijn diep gedeeld in 3 slippen, die aan de rand vaak uitlopen in draadvormige punten. Op drooggevallen plaatsen hebben ze korte, stijve slippen. Ondergedoken bladeren worden tot 5 cm lang en zijn meervoudig 3-delig en aan het eind gaffelvormig vertakt. De slippen liggen in het water uitgespreid, maar kleven buiten het water samen. Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De witte bloemen zijn 1 tot 2 cm groot. De 5 kroonbladen bedekken elkaar rondom een geel hart en met cirkelvormige honinggroeven. Er zijn 5 tot 20 meeldraden. De bloembodem is behaard. Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. De vruchtstelen zijn vrijwel altijd korter dan 5 cm. De niet rijpe vruchtjes zijn behaard. De vrucht is een ovale dopvrucht. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL
Atlasblokken met waarnemingen
Het aantal atlasblokken (5x5 km) waarin de soort is gemeld binnen een periode van vijf jaar (vanaf 1980) of twintig jaar.
Niet gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en het aantal doorgegeven waarnemingen kan sterk variëren per periode,
dus een trend in verspreiding kan hier niet direct uit worden afgelezen. Het opgegeven jaartal is het eerste jaar van de
periode. Bron: gevalideerde waarnemingen uit de NDFF. © FLORON & NDFF
download hoge resolutieFenologie bloeiend Bron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021. De bloeiperiode is dit jaar 4 dagen later dan het langjarig gemiddelde.
|