Ecologie & verspreiding De tweehuizige Maretak groeit op zonnige plaatsen in loofbomen op kalkrijke zand- en mergelgrond. Deze halfparasiet woekert het meest op Appel, Canada populier, Robinia en soms op Eenstijlige meidoorn en Berk. Ze groeit in boomgaarden, in bosranden en in vrijstaande bomen. Alleen Zuid-Limburg valt binnen het aaneengesloten Europese deel van het verspreidingsgebied. De giftige soort is plaatselijk algemeen in Zuid-Limburg en is elders zeer zeldzaam. De wintergroene dwergheester heeft groene stengels die gaffelvormig vertakt zijn en die spatelvormige, geelgroene en leerachtige bladeren dragen. De geelgroene, vierslippige bloemen staan aan de stengeluiteinden of in de gaffels en worden vooral door vliegen bestoven (soms ook door de wind), de gevormde bessen zijn glanzend, geelachtig wit en bevatten een taai, slijmerig vruchtvlees. De bessen worden voornamelijk gegeten door lijsters die voor de verspreiding zorgen via onverteerde zaden of door knoeien tijdens het eten. Maretak werd vroeger medisch gebruikt tegen onder andere epilepsie en tegenwoordig als bloeddrukverlagend middel.
CC-BY-SA 3.0Ā RenĆ© van Moorsel, 2015
|
EcologieBodemZonnige plaatsen boven in loofbomen op kalkrijke grond (mergel en zand). Deze halfparasiet woekert het meest op Zwarte populier, Canadese populier (Canada populier), Appel, Robinia en soms op Eenstijlige meidoorn.
GroeiplaatsIn bomen in boomgaarden, bosranden en in vrijstaande bomen.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandPlaatselijk vrij algemeen in Zuid-Limburg en zeer zeldzaam in het oosten en midden en in de kalkrijke duinen.
VlaanderenZeldzaam, maar plaatselijk vrij algemeen in het oosten van de Leemstreek, het zuidelijke deel van de Maasvallei en in de Voerstreek.
WalloniƫPlaatselijk vrij algemeen in het zuiden en zeldzaam in de Ardennen.
WereldGematigde streken in Europa, Aziƫ en Noordwest-Afrika.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLLiteratuurBeringen, R. (2023) Maretak
Planten 20: 24-
Berten, R., T. Neyens, T. Willems & J. Vangronsveld (2021) Is de aanwezigheid van
Viscum album (Maretak) gebonden aan kalkrijke bodems?
Dumortiera 117: 3-10
Cupedo, F. (1981) Enkele opmerkingen over de huidige en vroegere verbreiding van de Maretak in Zuid-Limburg.
Natuurhistorisch Maandblad 70: 121-126
Cupedo, F. (1985) Maretakken (
Viscum album L.) in de noordelijke helft van Zuid-Limburg: onzekere toekomst.
Natuurhistorisch Maandblad 74: 163-171
de Graaf, D. (1980) De Maretak.
Natuurhistorisch Maandblad 69: 233-239
de Graaf, D.T. (1980) On the occurrence of Viscum album L. subsp. album (Loranthaceae) in The Netherlands.
Acta botanica neerlandica 29: 377-383
de Wever, A. (1943) Z. Limburgse Flora.
Natuurhistorisch Maandblad 32: 100-101
Garjeanne, A.J.M. (1936) Viscum album bij Venlo.
De Levende Natuur 41: 191-191
Gleichman, M. (2020) Maretakken en vogelmythen.
Oase 30(4): 4-7
Gleichman, M. & A. van Lammeren (2021) Maretakken daar kleven bijzonderheden aan!
Oase 31(1): 6-9
Jansen, S. (2020) Verspreiding en behoud van de maretak in de Roerstreek.
Jaarboek Roerstreek 52: 111-123 [Beschrijft ook het succesvol uitzaaien van Maretak op diverse plekken in de gemeente Roerdalen. Alleen de wilde zijn ingevoerd.]
Raemakers, I. & T. Faasen (2012) Bijzondere planten en insecten in de Curfsgroeve.
Natuurhistorisch Maandblad 101: 63-73
Thomas, P.A., M. Dering, M.J. Giertych, G. IszkuÅo, D. lTomaszewsk & J. Briggs (2022) Biological Flora of Britain and Ireland (no. 303):
Viscum album.
Journal of Ecology 111: 701-739
van Leeuwen, W.D. (1912) Eenkele bijzonderheden uit het leven van de Javaansche Maretak.
De Levende Natuur 17: 224-229
Vuyck, L. (1911) Viscum album - Vogellijm; Maretakken
Flora Batava 23: 1776-1776
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De plant is ongeveer bolvormig (ca. 0,5 m). De takken zijn vanaf de voet een aantal keren gaffelvormig vertakt. Ieder stengeldeel verbreedt zich aan de top en loopt daar uit in 2 gewrichten, waaraan de volgende delen ontspringen. Elk jaar komen er zo nieuwe stengeldelen bij.
Bladeren De wintergroene, tegenoverstaande, langwerpig spatelvormige, leerachtige, geelgroene bladeren worden tot 6 cm lang. Ze groeien in paren of soms in kransen van 3 of 4 aan de top van de laatste stengeldelen. Er is geen bladsteel en er zijn ook geen steunblaadjes. De nerven lopen evenwijdig aan elkaar.
Bloemen Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Tweehuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op verschillende planten). De kleine bloemen groeien in kleine groepjes aan de stengeluiteinden en in de gaffels. Het bloemdek is geelgroen, met meestal 4 slippen, die aan de voet zijn vergroeid. Mannelijke bloemen zijn groter dan vrouwelijke. Mannelijk bloemen bevatten 4 meeldraden voor de bloemdekslippen, vrouwelijke bloemen hebben een onderstandig vruchtbeginsel en een kussenvormige stempel.
Vruchten Een steenvrucht. De 0,6 tot 1 cm grote, ronde, witte tot iets geelachtige, glanzige en giftige vruchten rijpen in de winter. Het zijn een soort steenvruchten met 1 of meer zaden, die omgeven worden door geelachtig wit, slijmachtig vruchtvlees. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
Ā© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.
De bloeiperiode is dit jaar 2 dagen eerder dan het langjarig gemiddelde.