Ecologie & verspreiding Rosse vossenstaart groeit op natte, stikstofrijke bodem (van zuur tot basisch) langs de grote rivieren en in de veengebieden. De zaden kiemen boven de 14 graden op lichte plaatsen met sterk wisselende temperaturen, wat kan verklaren dat de soort steeds meer wordt gevonden in voedselrijke vennen, in greppels, op ijsbanen en langs slootoevers. Rosse vossenstaart ontleent de naam aan de helmknoppen die bij de bloei in de voorzomer van roomwit naar fel oranje kleuren. Deze vallen echter spoedig af, waarna de soort sterk lijkt op de Geknikte vossenstaart (A. geniculatus). De soort komt voor in de associatie van Waterpeper en Tandzaad in de Tandzaadklasse, die wordt gekenmerkt door voedselrijke groeiplaatsen die in de winter nat zijn (zuurstofarmoede, ammoniak) en in de zomer droog.
CC-BY-SA 3.0 Martin Stolp, 2024
|
EcologieBodemZonnige of soms licht beschaduwde, vrij open plaatsen (pionier) op natte, voedselrijke, met name stikstofrijke, zwak zure tot kalkrijke grond (allerlei grondsoorten).
GroeiplaatsWaterkanten (drooggevallen oevers, langs greppels, poelen, vervuilde vennen, oude rivierlopen en vertrapte weilandsloten), uiterwaarden, grasland, afgravingen (zand-, leem- en kleigroeven), ijsbaantjes, baggerstortterreinen, opgespoten grond en bossen (poeltjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandVrij algemeen in het rivierengebied en in aangrenzende laagveengebieden, vrij zeldzaam in Noord-Brabant en Limburg en zeldzaam in het oosten van het land. Elders zeer zeldzaam.
VlaanderenVrij zeldzaam in het oosten van Vlaanderen en ihet zuidwesten van de Kempen. Elders zeldzaam tot zeer zeldzaam.
WalloniëZeldzaam tot zeer zeldzaam.
WereldGematigde en koudere streken op het noordelijk halfrond.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLLiteratuurJansen, P. (1951) Gramineae.
Flora Neerlandica : 7-274
Vuyck, L. (1911) Alopecurus fulvus - Rosse Vossestaart
Flora Batava 23: 1818-1818
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Bladeren De blauwgroene bladeren zijn meestal bedekt met een wittig waslaagje. De bladscheden zijn vaak blauw paarsachtig.
Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De aartjes worden 2 tot 2½ mm lang. De helmknoppen zijn wittig, later worden ze helder oranjegeel of goudgeel. Na de bloei vallen ze spoedig af. De korte naalden steken niet of nauwelijks buiten de aartjes uit. De naald van het onderste kroonkafje is boven het midden aangehecht.
Vruchten Een graanvrucht. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.