EcologieBodemZonnige, open, grazige plaatsen op matig voedselrijke, vochtige tot natte, al of niet zilte, verstoorde grond (zand, leem, zavel, klei en mergel, zelden op veen). Vroege ogentroost: Zonnige, open, grazige plaatsen op natte, brakke grond. Rode ogentroost is een halfparasiet, die woekert op de wortels van grassen en cypergrassen. De wortels van de plant onttrekken water en zouten aan de wortels van andere planten, maar de plant is zelf in staat tot fotosynthese.
GroeiplaatsZeeduinen (duinvalleien), grasland (zilt grasland, weiland en hooiland, met name iets brak polderboezemgrasland), aan de bovenrand van kwelders (schorren), waterkanten (langs weilandsloten en verse greppels), langs spoorwegen (spoorwegterreinen), opgespoten grond, braakliggende grond, zandige ruggen in uiterwaarden, bermen, langs fietspaden, afgravingen (leem- en kalkgroeven en op klei in grindgaten), mijnsteenbergen, stortplaatsen afgedekt met een dunne leemlaag, omgewerkte grond en akkers (akkerranden en graanakkers).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandRode ogentroost: Plaatselijk vrij algemeen langs de kust in het Waddengebied, in de duinen en in Zeeland, vrij zeldzaam in het rivierengebied en in Zuid-Limburg, zeldzaam in het noordelijk zeekleigebied en in laagveengebieden. Elders zeer zeldzaam. Zeer zeldzaam, o.a. op de Waddeneilanden en in Limburg.
VlaanderenVrij algemeen, maar zeer zeldzaam in de Kempen. Vroege ogentroost: Niet in Vlaanderen.
WalloniëVrij algemeen, maar zeldzaam tot zeer zeldzaam in de Ardennen. Vroege ogentroost: Niet in Wallonië.
WereldGematigde streken in Europa en Azië. Ingeburgerd in oostelijk Noord-Amerika. Vroege ogentroost: Langs de kusten van de Oostzee en de Noordzee, zuidelijk tot in Nederland.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL Pagina's in standaardwerkenAtlas van de Nederlandse Flora 3:
111Flora Batava 03:
plaatHeukels' Flora van Nederland, 23e ed.:
522Heukels' Flora van Nederland, 24e ed.:
637Nederlandse Oecologische Flora 3:
229Wilde-Planten.nl:
paginadeze soort in de Zadenatlas van Nederland Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De stengels zijn meestal vertakt en verhouten min of meer aan de voet.
Bladeren De bladen zijn bleekgroen tot grauwgroen en vaak paars aangelopen. Ze zijn langwerpig-eirond tot lijnvormig. Ze hebben een spitse tot stompe top en aan beide kanten zitten 1 tot 5 vlakke tanden.
Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen vormen lange eenzijdige en vrij dichte trossen. De kroon is rood of zelden wit, viltig behaard en 0,8 tot 1,2 cm lang. De bovenlip is helmachtig gewelfd en de onderlip is korter en heeft 3 lobben. De meeldraden steken onder de gestrekte bovenlip uit en hebben niet behaarde helmknoppen. De kelk heeft smal driehoekige, spitse slippen, die meestal korter zijn dan de kelkbuis.
Vruchten Een doosvrucht. De zaden zijn lichtbruin en 2 tot 2½ mm lang. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.