|
Impatiens glandulifera Royle
Reuzenbalsemien
|
Ecologie & verspreiding Reuzenbalsemien komt oorspronkelijk uit de Himalaya en India, waar zij groeit op zonnige tot beschaduwde, vrij open plekken op vochtige tot natte, voedselrijke tot zeer voedselrijke bodems in bossen en bosranden. In de negentiende eeuw werd zij als tuin- en stinzenplant in Europa ingevoerd en aangeplant op oude buitenplaatsen. Na verwildering komt deze soort nu in Nederland vooral in het rivierengebied en in het stedelijk gebied algemeen voor. De soort groeit hier in natte ruigten en in aanspoelselgordels, in rivierbegeleidende bosjes, langs beek- en rivieroevers, op steenglooiingen, in plantsoenen, op braakliggende grond, in bermen van spoorwegen en soms in akkers. De plant groeit vooral op vochtige, stikstofrijke en basisch bodems. Op drogere bodems groeit zij alleen in de schaduw. In veel natte terreinen heeft Reuzenbalsemien zich tot een plaag ontwikkeld, waardoor oorspronkelijk inheemse soorten worden verdrongen. In de Veldgids Plantengemeenschappen wordt de plant ingedeeld bij het Lissen-ooibos, een plantengemeenschap die voorkomt op periodiek overstroomde, voedselrijke gronden in de uiterwaarden en binnendijks in de tussen de rivieren gelegen poldergebieden.
CC-BY-SA 3.0 Niko Buiten, 2020
| EcologieBodemZonnige tot licht beschaduwde, vrij open plaatsen op vochtige tot natte, voedselrijke tot zeer voedselrijke grond. GroeiplaatsBossen, bosranden, ruigten (natte ruigten), aanspoelselgordels in rivierbegeleidende bosjes, waterkanten, uiterwaarden, bij stuwen, verruigende beekdalen, ruigten, plantsoenen, braakliggende grond, steenglooiingen, langs spoorwegen (spoorbermen) en soms in akkers.
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandVrij algemeen. Het meest in het rivierengebied en in stedelijke gebieden. Ingeburgerd tussen 1900 en 1924. VlaanderenVrij algemeen. Het meest in het Maasgebied. Ingeburgerd sinds het begin van de twintigste eeuw. WalloniëVrij algemeen in het Maasgebied. WereldOorspronkelijk uit Noord-India en het aangrenzende deel van de Himalaya. Ingeburgerd in Europa en Canada.
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NLLiteratuurde Groot, C. & J. Oldenburger (2011) De bestrijding van invasieve uitheemse plantensoorten. Probos Floristenclub Gelderse Vallei (1971) Neofieten van Midden-Nederland. Gorteria 5: 136-146 Gehlken, B. (2011) Die Ausbreitung von Impatiens glandulifera in Forsten am Rand des Sollings (Südniedersachsen). Floristische Rundbriefe 45-46: 50-59 Jansen, H. (2018) Reuzenbalsemien (Impatiens glandulifera) een problematisch springzaad? Twirre 28: 26-29 Matthews, J. (2015) Risks and management of non-native Impatiens species in the Netherlands. Institute for Water and Wetland Research, Radboud University Matthews, J., R. Beringen, E. Boer, H. Duistermaat, B. Odé, J.L.C.H. van Valkenburg, G. van der Velde & R.S.E.W. Leuven (2015) Risks and management of non-native Impatiens species in the Netherlands. Radboud Universiteit, Nijmegen Pagina's in standaardwerkenAtlas van de Nederlandse Flora 2: 178Heukels' Flora van Nederland, 23e ed.: 450Heukels' Flora van Nederland, 24e ed.: 555Nederlandse Oecologische Flora 2: 170Wilde Planten 1: 75Wilde-Planten.nl: paginaAfbeelding in de Zadenatlas (Digital Plant Atlas) TaxonomieRijk: | Plantae | Stam: | Tracheophyta | Klasse: | Spermatopsida | Orde: | Ericales | Familie: | Balsaminaceae | Impatiens glandulifera Royle (1835) | Nederlands: | Reuzenbalsemien | Engels: | Indian Balsam | Duits: | Drüsiges Springkraut | Etymologiebron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra | Impatiens is het Latijnse woord voor "ongeduldig", naar het plotseling openspringen van de rijpe vrucht bij aanraking. Glandulifera betekent "klierdragend".
| Bron: Standaardlijst 2003 | Bron Nederlandse naam: Standaardlijst 2003 | | Zoeken in GBIF | Zoeken in Google Scholar |
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De stengels zijn dik, geribd, kaal en hebben brede knopen. Bladeren De tegenoverstaande of in kransen van 3 tot 5 zittende bladeren zijn langwerpig, toegespitst en scherp getand. Ze hebben rode punten op de zaagtanden en forse, knotsvormige rode klieren in de bladoksels. Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien in pluimen met 2 tot 15 bloemen op rechte, schuin omhoog staande stelen. Ze zijn rozewit, soms rood of wit, van binnen gevlekt en 2½ tot 4 cm groot. Het onderste kelkblad is zakvormig en heeft een korte, gekromde en donkerder gekleurde spoor. Ze verspreiden een zoete geur. Vruchten Een doosvrucht. De vruchten zijn ei- tot peervormig en maken een hoek met hun steel. De rijpe vruchten springen met een knalletje open bij aanraking. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode. © NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021. De bloeiperiode is dit jaar 12 dagen eerder dan het langjarig gemiddelde.
|