Ecologie & verspreiding Zandzegge doet haar naam eer aan: ze is gebonden aan zandig habitat, duinen, zandverstuivingen, droge bossen op zand e.d. Ze is algemeen in ons land, met uitzondering van de kleihoek in Noord-Nederland. Zandzegge werd lange tijd samen met Rivierduinzegge (C. colchica (oude naam C. ligerica)) en Valse zandzegge (C. pseudobrizoides (oude naam C. reichenbachii)) als zijnde één soort beschouwd. Tegenwoordig evenwel worden ze toch als drie soorten opgevat, al zijn de overeenkomsten groot. Zandzegge is verreweg de algemeenste van de drie en lijkt nog het meest op Rivierduinzegge, die evenwel in alle delen iets fijner gebouwd is. Belangrijkste verschil is dat Rivierduinzegge vrouwelijke bloemen heeft aan de top van de aartjes, terwijl Zandzegge een variable bloeiwijze heeft, doch meestal zijn de bovenste aartjes geheel mannelijk. Bekijk meerdere planten! De kleur van de bloeiwijzen van Rivierduinzegge is warm roodbruin, die van Zandzegge bruin, doch dat verschil is subtiel. Bovendien verschillen de urntjes in vorm.
CC-BY-SA 3.0 Jacob Koopman, 2014
|
EcologieBodemZonnige tot licht beschaduwde, vaak open plaatsen op droge, maar soms vrij vochtige, voedselarme, vrijwel humusloze tot humeuze, zwak zure tot kalkrijke zandgrond.
GroeiplaatsHeide, zeeduinen (binnenduingrasland), rivierduinen, bossen (dennenbossen op voormalig stuifzand), struwelen (Jeneverbesstruwelen), zandverstuivingen, stuifkuilen, afgravingen (zandgroeven), langs spoorwegen (spoorbermen), opgespoten grond (o.a. industrieterreinen), enigszins ruderale plaatsen, grasland (op min of meer kalkrijk rivierzand en zandkopjes in beweid schraal grasland), bermen en zanddijken.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandAlgemeen in de duinen en vrij algemeen op de zandgronden in het oosten, midden en zuiden van het land en in het rivierengebied.
VlaanderenAlgemeen in het kustgebied, vrij algemeen in de Kempen en vrij zeldzaam in West-Vlaanderen. Elders zeer zeldzaam.
WalloniëZeer zeldzaam ten westen van Mons.
WereldIn kustgebieden in West-Europa en in het Oostzeegebied, van Portugal tot in Zuid-Scandinavië. Meer landinwaarts hoofdzakelijk in de laagvlakte van de Kempen tot Jutland en Noord-Polen. Ook hier en daar langs rivieren in Midden-Europa.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLLiteratuurAddink, M.J. & R. van der Meijden (1984)
Carex arenaria L.,
C. reichenbachii Bonnet en
C. ligerica Gray in Nederland.
Gorteria 12: 123-130
De Beer, D., F. Leliaert, I. der Van Beeten & F. Verloove (2023) A reappraisal of the
Carex arenaria complex in Flanders (Belgium).
Dumortiera 121: 7-17
Eisele, W. & E. Zähringer (1998) Vorläufiger Schlüssel zur Bestimmung der Seggen (
Carex spec.) Baden-Württembergs nach vegetativen Merkmale.
Floristische Rundbriefe Beiheft 5: 1-26
Kern, J.H. & T.J. Reichgelt (1954) Carex L., 1753.
Flora Neerlandica : 7-133
Koopman, J. (2014) Zandzegge en co.
FLORON-Nieuws 20: 12-13
Kops, J. & J.E. van der Trappen (1846) Carex arenaria - Zand Rietgras
Flora Batava 9: 688-688
Rasch, R. (1962) Het voorkomen van
Carex arenaria L. (Zandzegge) in dennenbossen.
Kruipnieuws 24: 6-9
Rich, T.C.G. & A.C. Jermy (1998)
Plant Crib - Carex. Botanical Society of the British Isles
Tietema, T. (1980) Ecophysiology of the sand sedge Carex arenaria L. II. The distribution of 14C assimilates.
Acta botanica neerlandica 29: 165-178
Tietema, T. & F. van der Aa (1981) Ecophysiology of the Sand Sedge, Carex arenaria L. III. Xylem translocation and the occurrence of patches of vigorous growth within the continuum of a rhizomatous plant system.
Acta botanica neerlandica 30: 183-189
Tietema, T. & J. Vroman (1978) Ecophysiology of the Sand Sedge, Carex arenaria L. I. Growth and dry matter distribution.
Acta botanica neerlandica 27: 161-173
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De bloeistengels zijn scherp driekantig. Ze staan eerst rechtop, maar na de bloei gaan ze vaak aan de top ombuigen. De onderste scheden van stengels zijn bruin.
Bladeren De stijve bladeren zijn vlak tot gootvormig. Ze hebben een lange driekantige en draadvormige top. Ze zijn 3 tot 4 mm breed.
Bloemen Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De bloeiwijze is piramidevormig en compact, maar aan de voet vaak iets losser. De bloeiwijze bevat 4 tot meer dan 15 eironde aren. De schutbladen van de onderste aren zijn vaak priemvormig en ongeveer even lang als de aar. De andere schutbladen zijn kafjesachtig. De topaar is soms helemaal mannelijk, maar meestal bevat deze aar ook een paar vrouwelijke bloemen. De aren in het midden bevatten vaak aan de top en aan de voet mannelijke bloemen en daartussen vrouwelijke. De onderste aar is vaak alleen vrouwelijk. De stampers hebben 2 stempels.
Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. De kafjes zijn geelbruin met een groene of lichte middenstreep en een smalle vliezige rand. Ze zijn iets langer dan de rijpe urntjes. De urntjes zijn gelig, generfd, hebben smalle tot brede vleugelranden en zijn 3½ tot 5½ mm lang. Het nootje is iets hoekig. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.