|
Erigeron annuus (L.) Pers.
Zomerfijnstraal
|
Ecologie & verspreiding Zomerfijnstraal staat bij voorkeur op open, zonnige, voedselrijke plaatsen op vaak iets vochtige grond, maar komt ook voor op drogere standplaatsen. Zij is te vinden op rivieroevers, in bermen, uiterwaarden, hooiland, op spoorwegemplacementen, spoordijken, in kalk-, leem- en steengroeven, humeuze ruigten, op braakliggende terreinen, begraafplaatsen, stortterreinen, in overhoeken, geveltuinen, langs muren en soms op grinddaken. Zomerfijnstraal is een erg vormenrijke soort. Zij komt oorspronkelijk uit Noord-Amerika en is als sierplant in Europa geïntroduceerd. In de achttiende eeuw raakte de soort in Midden-Europa thuis. Via de grote rivieren bereikte de soort Nederland. In 1826 werd zij op een oude muur in de stad Utrecht voor het eerst in Nederland gevonden. Later dook Zomerfijnstraal steeds vaker buiten het rivierengebied op. Nu moet men de plant vooral in steden zoeken, onder meer langs de grote rivieren. De soort is in Nederland vrij zeldzaam. Zij komt vooral voor in Zuid-Limburg en het rivierengebied.
CC-BY-SA 3.0Â Niko Buiten, 2014
| EcologieBodemZonnige tot soms licht beschaduwde, open plaatsen op vochtige tot natte, voedselrijke, vaak omgewerkte grond (zand, leem, klei en stenige plaatsen). GroeiplaatsDijken (zandige plaatsen, o.a. kanaaldijken), bermen, grasland (uiterwaarden en hooiland), langs spoorwegen (spoorbermen), afgravingen (kalk-, leem- en steengroeven), oude muren, waterkanten (ruige oevers langs rivieren), jonge bosaanplantingen, begraafplaatsen, ruigten (humeuze ruigten) en stortterreinen.
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandZeldzaam in Zuid-Limburg en in het rivierengebied. Eders zeer zeldzaam. VlaanderenVrij zeldzaam in het Maasgebied en nabij enekele grote steden (met name Antwerpen en Brussel). Eders zeer zeldzaam. WalloniëVrij zeldzaam in Brabant, in het Maasgebied en in de zuidelijke Ardennen. Eders zeer zeldzaam. WereldOorspronkelijk uit Noord-Amerika. Als sierplant in andere werelddelen ingevoerd en vervolgens verwilderd en ingeburgerd. In Midden-Europa al sinds de 18de eeuw.
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NLLiteratuurAdema, F. (1984) De madelief-fijnstraal, Phalacroloma annuum (L.) Dumort., in Nederland. Gorteria 12: 51-56 Kops, J. & J.E. van der Trappen (1846) Stenactis annua - Eenjarige Aster Flora Batava 9: 718-718 van Ooststroom, S.J. & T.J. Reichgelt (1965) Aanwinsten voor de Nederlandse adventief-flora, 8. Gorteria 2: 137-143 van Ooststroom, S.J. & T.J. Reichgelt (1964) Erigeron L., sectie Phalacroloma (Cass.) Cronquist in Nederland. Gorteria 2: 9-12 TaxonomieRijk: | Plantae | Stam: | Tracheophyta | Klasse: | Spermatopsida | Orde: | Asterales | Familie: | Asteraceae | Erigeron annuus (L.) Pers. (1807) | Nederlands: | Zomerfijnstraal | Engels: | Sweet Scabious/White Top | Duits: | Feinstrahlberufkraut | Etymologiebron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra | De Nederlandse naam fijnstraal slaat op de fijne straalbloemen. Erigeron is samengesteld uit eri (vroeg) en geron (grijs). De naam slaat op het grijze zaadpluis dat snel na de bloei in grote hoeveelheden verschijnt. Annuus betekent "eenjarig".
| Bron: Standaardlijst 2003 | Bron Nederlandse naam: Standaardlijst 2003 | Synoniemen: | Erigeron strigosus, Phalacroloma annuum subsp. septentrionale | Â | Zoeken in GBIF | Zoeken in Google Scholar |
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De dunne, rechtopstaande stengels zijn alleen in de bovenste helft vertakt. Ze zijn verspreid behaard. Bladeren De onderste bladeren zijn min of meer eivormig, grof getand en hebben een vrij lange, gevleugelde steel. Tijdens de bloei zijn deze bladeren vaak al verdord. De bovenste bladeren zijn smaller, weinig getand tot gaafrandig en korter gesteeld tot zittend. Bloemen Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemhoofdjes zitten in vrij losse, iets schermvormige pluimen. De voor de bloei hangende hoofdjes zijn 1½ tot 2 cm groot. De smalle, witte of soms lichtblauwe lintbloemen zijn 6 tot 9 mm lang. De omwindselbladen hebben tamelijk lange afstaande haren. De binnenste zijn 4 tot 5 mm lang. Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zaden van de lintbloemen hebben vruchtpluis van schubben. Die van de buisbloemen hebben een haarkrans, die omringd wordt door een kroontje van schubben. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode. © NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021. De bloeiperiode is dit jaar 3 dagen eerder dan het langjarig gemiddelde.
|