EcologieBodemZonnige plaatsen op matig droge tot matig vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, kalkhoudende grond (zand, leem, mergel, löss en zavel).
GroeiplaatsRivierduinen, grasland (kalkgrasland, hooiland en licht beweid grasland), bermen, langs holle wegen, zeeduinen (duingrasland), laagblijvende struwelen, langs spoorwegen (spoorbermen), steile hellingen, waterkanten (hoge delen van uiterwaarden - oeverwallen en stroomruggen) en dijken (o.a. kalkrijke dijken langs de Maas).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandVrij algemeen in de Hollandse duinen en vrij zeldzaam in het rivierengebied en in Zuid-Limburg. Elders zeldzaam en vrijwel niet in het noordoosten van het land.
VlaanderenVrij algemeen in het kustgebied en vrij zeldzaam in het Maasgebied. Elders zeldzaam tot zeer zeldzaam.
WalloniëVrij algemeen in het Maasgebied en Lotharingen (het meest in de zuidelijke Ardennen).
WereldIn delen van West- en Midden-Azië en in Europa, behalve in het uiterste zuiden en noordoosten. Ingeburgerd in Nieuw-Zeeland en oostelijk Noord-Amerika.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurHartsen, F.A. (1868) Avena pubescens - Ruigbloemig havergras
Flora Batava 13: 994-994
Sloff, J.G. & J.L. van Soest (1939) Het fluviatiele district in Nederland en zijn flora II.
Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 3 49: 268-306
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels Stengels met korte uitlopers. Zachte haver groeit in losse pollen.
Bladeren De vlakke bladeren zijn 0,5 tot 1 cm breed. De onderste bladscheden en de jonge bladeren zijn lang zacht behaard. De bladschederanden van de niet-bloeiende scheuten zijn eerst voor een groot deel vergroeid. De tongetjes van de bladeren aan de bloeiende stengels zijn vaak meer dan een ½ cm lang. Die van de niet-bloeiende scheuten zijn veel korter. Het spitse tongetje is driehoekig.
Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloempluim bevat veel bloemen, is vrij los tot min of meer samengetrokken en hangt vlak voor de bloei vaak iets over. Tijdens de bloei staat de pluim rechtop. De pluim wordt tot 20 cm lang. De onderste zijtakken staan met 3 tot 5 bij elkaar. De aartjes bevatten 2 tot 4 bloemen. De aartjes hebben 2 of 3 kafnaalden. Ze zijn groenig, paarsblauwig en goudgeel gevlekt. De as van de aartjes is lang zacht behaard met afstaande tot schuin omhoog staande, witte haren, die meer dan een ½ cm lang kunnen worden. Ze steken buiten het aartje uit. Het onderste kelkkafje heeft meestal maar 1 nerf en is ongeveer 1,2 cm lang. Het is smaller en iets korter dan het 3-nervige bovenste kelkkafje dat ongeveer 1,6 mm lang wordt. De kafnaald is 1 tot 2 cm lang en is onderaan breed en gedraaid.
Vruchten Een graanvrucht. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.