EcologieBodemZonnige plaatsen op vochtige tot natte, matig voedselarme, zwak zure tot zure, venige grond (veen, zand en leem).
GroeiplaatsHeide, waterkanten (langs heidevennen, greppels en spoorsloten), moerassen (hoogveen- en laagveenmoeras), bosranden (langs berkenbroekbos op oude veendijken en langs moerasbossen) en zeeduinen (duinvalleien).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandPlaatselijk vrij algemeen op de zandgronden in het oosten, midden en zuiden en in laagveengebieden, zeldzaam op de Waddeneilanden, zeer zeldzaam in de Hollandse duinen, het noordelijk kleidistrict en het rivierengebied.
VlaanderenVrij zeldzaam in de Kempen en zeer zeldzaam in de Zand- en zandleemstreek en de Leemstreek.
WalloniëZeer zeldzaam in de Ardennen. Waarschijnlijk nog slechts op 1 plek.
WereldIn het noorden en oosten van Noord-Amerika, in West-Europa en in het Oostzeegebied.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurKops, J. & H.C. van Hall (1836) Myrica gale - Ruikende Gagel
Flora Batava 7: 515-515
Maes, N.C.M. (2013)
Inheemse bomen en struiken in Nederland en Vlaanderen-Herkenning, verspreiding, geschiedenis en gebruik. Boom
Robbrecht, F. & E. Robbrecht (1984) Twee geïsoleerde groeiplaatsen van
Myrica gale L. in het noorden van Oost-Vlaanderen (België).
Dumortiera 29-30: 54-57
van der Ploeg, D.T.E. (1996) De geslachtsverdeling bij
Myrica gale L.
Gorteria 22: 81-84
van der Ploeg, D.T.E. (1996) Oer de geslachtsferdieling by de galjes (
Myrica gale L.).
Twirre 7: 10-11
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels Op de roodbruine takken groeien verspreide, gelige klieren. De jonge takken zijn naar de top dicht bebladerd.
Bladeren De sterk geurende, niet wintergroene, 2 tot 5 cm lange bladeren zijn dof grijsgroen, langwerpig, met de grootste breedte boven het midden, naar de voet toe geleidelijk in een korte steel versmald en naar de top verwijderd gezaagd. Van onderen zijn ze behaard met harspuntjes.
Bloemen Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Tweehuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op verschillende planten). De rechtopstaande katjes rechtop zijn 0,5 tot 1½ cm lang. Ze verschijnen voor de bladeren. Mannelijke katjes met bruine, in het midden bleekgroene schutbladen in de oksel en 4 meeldraden. Vrouwelijke katjes zijn minder dan half zo lang met bleekbruine schutbladen, aan de voet 2 of meer steelblaadjes en een vruchtbeginsel met 2 paarsrode stempels. De schubben van de stamperbloemen vergroeien met de vruchten.
Vruchten Een steenvrucht. Afgeplatte vruchten met 2 vleugels (3-toppig en zonder witte waslaag. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.