Ecologie

Bodem
Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke, vaak kalkhoudende, humeuze, lemige grond. Iets minder warmteminnend dan Zomerlinde.

Groeiplaats
Bossen (kalkrijke loofbossen, hellingbossen), hakhout en houtwallen langs beken.

Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL

Verspreiding

Nederland
Vrij zeldzaam in Zuid-Limburg, Twente, de Achterhoek en bij Woensdrecht in Noord-Brabant.

Vlaanderen
Zeldzaam. Oorspronkelijke inheemse bomen zijn waarschijnlijk uiterst zeldzaam of verdwenen.

Wallonië
Vrij zeldzaam in het Maasgebied en de zuidelijke Ardennen. Elders zeldzaam tot zeer zeldzaam.

Wereld
In Europa, behalve in de meest noordelijke en de zuidelijke delen. Ook in West-Siberië en in de Kaukasus.

Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL

Ecologiebron: Botanisch Basisregister (met aanvullingen)
Biotoopvoorkeur:	kalkrijke bossen
Levensduur:	langlevend
Levensvorm:	phanerofyt
Zaadbank:	zeer kortlevend (< 1 jaar)
Bloeitijd:	juni - juli

Literatuur
Bremer, P. (2021) Planten als indicatoren voor oude en jonge houtwallen. Een nadere analyse voor Twente. Hypericum 21(1): 1-16

Maes, B. (1990) De lindesoorten van Nederland. Gorteria 16: 61-81 

Maes, N.C.M. (2013) Inheemse bomen en struiken in Nederland en Vlaanderen-Herkenning, verspreiding, geschiedenis en gebruik. Boom

van Eeden, F.W. (1889) Tilia parvifolia - Linde Flora Batava 18: 1436-1436 

Pagina's in standaardwerken

Flora Batava 18: plaat 1436

Heukels' Flora van Nederland, 23e ed.: 441

Heukels' Flora van Nederland, 24e ed.: 457

Nederlandse Oecologische Flora 2: 180

Wilde-Planten.nl: pagina

Afbeelding in de Zadenatlas (Digital Plant Atlas)

Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra

Stengels De jonge taken zijn weinig of niet behaard. De jonge takken en de knoppen zijn olijfgroen tot roodachtig. Winterlinde vormt een brede uitstaande kroon. Bladeren De bladeren zijn kleiner dan die van Zomerlinde. Ze zijn hartvormig, 3 tot 7 cm breed en gezaagd. Aan de bovenkant zijn ze mat donkergroen. Van onderen zijn ze blauwgroen. In de hoeken (oksels) van de nerven zijn ze roodachtig of geelachtig behaard, maar verder zijn ze kaal (soms weinig behaard). De dwarsnerven zijn onopvallend. De bladsteel is kaal. Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen groeien in bundels van 4 tot 15. De bloeiwijze is min of meer scheef opgericht en hangt dus niet. De 5 kroonbladen zijn 4 tot 8 mm lang, geel-wit en verspreiden een prettige geur. Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. De gemakkelijk samendrukbare vruchten zijn rond, 5 tot 6 mm groot en niet of nauwelijks geribd. De zaden zijn zeer kortlevend (< 1 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).

Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL

Kenmerkenbron: Botanisch Basisregister (met aanvullingen)
Hoogte:	tot 35,00 m.
Bloemkleur:	groengeel
Type vrucht:	eenzadige dopvrucht of noot
Kleur van de vrucht:	Onopvallend
Geslachtsverdeling:	tweeslachtig

Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100). De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer. Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen. In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023

download in hoge resolutie