|
Ranunculus ololeucos Lloyd
Witte waterranonkel
|
Ecologie & verspreiding Witte waterranonkel staat in zomers droogvallend, zonnig tot beschaduwd, ondiep en stilstaand, voedselarm tot matig voedselrijk, stikstof- en kalkarm, niet verontreinigd , zuur en zeer zacht, helder water. De bodem bestaat meestal uit venig zand of zandige leem. Ze groeit in heidevennen waar ten minste in de winter beekwater doorheen loopt en in kluunvennen. Ook kan ze soms tijdelijk optreden in verse greppels, op ijsbaantjes, in poelen, spoorwegsloten en leemkuilen. Ze blijft sterk afhankelijk van graafwerkzaamheden. In Midden-Limburg bereikt een deel van het verbrokkelde Atlantische, Europese areaal haar zuidoostgrens. De soort is zeldzaam op het Pleistoceen van Noord-Brabant en zeer zeldzaam in Twente en op de Veluwe. De sterke teruggang is te wijten aan grondwaterdaling, eutrofiëring, watervervuiling en verdringing door andere planten. De plant is direct van onze andere waterranonkels te onderscheiden door het feit dat er altijd drijfbladeren aanwezig zijn (vaak ook ondergedoken bladeren) en vooral doordat de kroonbladen geheel wit zijn.
CC-BY-SA 3.0 René van Moorsel, 2014
| EcologieBodemZonnige plaatsen, in ondiep, stilstaand, matig voedselarm tot matig voedselrijk, niet verontreinigd, kalkarm, zuur, zeer zacht, helder water, maar ook op 's zomers droogvallende plaatsen. De bodem bestaat meestal uit venig zand of zandige leem. GroeiplaatsWater, waterkanten en moerassen (vennen, pas gegraven sloten, greppels, poelen, spoorsloten, ijsbaantjes, leemkuilen en veenmoerassen).
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandZeldzaam in Noord-Brabant en zeer zeldzaam in Gelderland en Twente. VlaanderenZeer zeldzaam in de Kempen. Elders verdwenen of uiterst zeldzaam. Sterk achteruitgaand. WalloniëNiet in Wallonië. WereldIn West-Europa, van Noord-Portugal tot in Noord-Duitsland en Nederland. Niet op de Britse eilanden.
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NLLiteratuurDiederich, P. (1984) Le genre Ranunculus L. subgen. Batrachium (DC.) Gray au Grand-Duché de Luxembourg. Dumortiera 28: 1-5 Hermans, J.T. (2003) Witte waterranonkel ( Ranunculus ololeucos) terug op de Beegderheide. Natuurhistorisch Maandblad 92: 94-96 Hofstra, J. (1982) Over enige Littorelletea-gemeenschappen, in het bijzonder in Twente. Gorteria 11: 59-72 Schaminée, J.H.J. & A.H.F. Stortelder (2000) De ene boterbloem is de andere niet. De sociologische indicatiewaarde van plantensoorten, toegelicht aan de hand van het geslacht Ranunculus. Stratiotes 20: 5-19 Spoormakers, L. (1991) Aanvullende waarneming van Witte waterranonkel in Noord-Limburg. Natuurhistorisch Maandblad 80: 64-64 Pagina's in standaardwerkenAtlas van de Nederlandse Flora 2: 261Flora Batava 13: plaatHeukels' Flora van Nederland, 23e ed.: 258Heukels' Flora van Nederland, 24e ed.: 318Nederlandse Oecologische Flora 1: 248Wilde Planten 3: 134Wilde-Planten.nl: paginaAfbeelding in de Zadenatlas (Digital Plant Atlas) TaxonomieRijk: | Plantae | Stam: | Tracheophyta | Klasse: | Spermatopsida | Orde: | Ranunculales | Familie: | Ranunculaceae | Ranunculus ololeucos Lloyd | Nederlands: | Witte waterranonkel | Engels: | White-flowered Buttercup | Duits: | Reinweisser Wasserhahnenfuss | Etymologiebron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra | Ranunculus is het verkleinwoord van het Latijnse rana en betekent "kikker". Ranonkels groeien vaak in of langs het water en in vochtige weiden, de plek waar veel kikkers voor komen. Ololeucos betekent "geheel wit of effen licht (wit) van kleur)".
| Bron: Standaardlijst 2003 | Bron Nederlandse naam: Standaardlijst 2003 | | Zoeken in GBIF | Zoeken in Google Scholar |
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels Op het bovenste deel van de stengels, op bladstelen en de bloemstelen groeien verspreide, afstaande haren. Bladeren Drijvende en meestal enkele ondergedoken bladeren. De drijvende bladeren zijn donkergroen en diep gedeeld in 3 slippen, die door wigvormige insnijdingen van elkaar gescheiden zijn. Ze worden duidelijk breder naar de top. Soms staan enkele bladeren tegenover elkaar. De steunblaadjes zijn over ongeveer de helft van de lengte met de bladsteel vergroeid. Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De witte kroonbladen zijn 0,7 tot 1½ cm lang en bedekken elkaar niet of nauwelijks met de randen. De kelkbladen zijn min of meer teruggeslagen en naar de top vaak blauwachtig. De bloembodem is behaard. Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. De kale vruchten hebben een zijdelingse, haakvormige snavel. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL
Atlasblokken met waarnemingen
Het aantal atlasblokken (5x5 km) waarin de soort is gemeld binnen een periode van vijf jaar (vanaf 1980) of twintig jaar.
Niet gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en het aantal doorgegeven waarnemingen kan sterk variëren per periode,
dus een trend in verspreiding kan hier niet direct uit worden afgelezen. Het opgegeven jaartal is het eerste jaar van de
periode. Bron: gevalideerde waarnemingen uit de NDFF. © FLORON & NDFF
download hoge resolutieFenologie bloeiendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.
|