EcologieBodemZonnige tot licht beschaduwde, vrij open plaatsen op droge tot vochtige, voedselrijke, omgewerkte grond (vrijwel alle grondsoorten, maar op veen en klei alleen op plekken waar de grond met zand vermengd is).
GroeiplaatsRivier- en kanaaldijken, bermen, zeeduinen (vergraven plaatsen en plekken waar het duinzand met steenslag of organisch afval is vermengd), braakliggende grond, humeuze ruigten, haventerreinen, industrieterreinen, langs spoorwegen (spoorwegterreinen), waterkanten, akkers (akkerranden, met name mais), sterk verruigde plantsoenen, tussen straatstenen, heggen en bossen (lichte plekken in loofbossen, oeverwalbossen en langs bospaden).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandAlgemeen, maar in het noordoosten plaatselijk wat minder algemeen.
VlaanderenZeer algemeen.
WalloniëZeer algemeen, maar zeldzaam in de Ardennen.
WereldEuropa en Azië. Ingeburgerd in Noord-Amerika en op een paar andere plaatsen.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurKops, J. & H.C. van Hall (1828) Artemisia vulgaris - Gemene Alsem
Flora Batava 5: 334-334
Sloff, J.G. & J.L. van Soest (1939) Het fluviatiele district in Nederland en zijn flora II.
Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 3 49: 268-306
van Eeden, F.W. (1893) Artemisia vulgaris (var met geel-witte stengels) - Bijvoet
Flora Batava 19: 1501-1501
Verloove, F. & R. Andeweg (2020)
Artemisia princeps L. (Asteraceae), an overlooked invasive Far Eastern weed in Western Europe.
Gorteria 42: 1-18 [Het artikel noemt ook enkele hybriden met A. princeps die o.a. in de handel zijn]
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De forse, vrij slanke, rechtopstaande bloeistengels zijn iets behaard en vaak rood- of paarsachtig. Ze verhouten niet, zijn rijk vertakt, hebben een breed mergkanaal en verspreiden een zwakke geur.
Bladeren De vrijwel kale bladen zijn van boven donkergroen en van onderen witviltig. Ze zijn één- tot tweevoudig veerdelig met lancetvormige, voor het grootste deel gaafrandige bladslippen van meestal ongeveer 0,5 cm breed (zelden tot 0,8 cm). De randen van de vrij lange bladslippen verlopen vanaf de voet eerst ongeveer evenwijdig en lopen dan uit in een spitse top. De bovenste bladen zijn geoord en min of meer stengelomvattend, de onderste bladslippen staan als oortjes ongeveer aan beide kanten van de stengel.
Bloemen Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemhoofdjes groeien in rijk vertakte, bebladerde pluimen. De opgerichte, eivormige en niet gesteelde bloemhoofdjes zijn 3-4 mm. Eerst zijn ze gelig, later worden ze roodbruin. Ze zijn eivormig en niet gesteeld. De bloemhoofdjesbodem is kaal. Het buitenste omwindselblad is eivormig, viltig en breed vliezig gerand.
Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. Het bruine nootje wordt ongeveer één mm lang. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.