EcologieBodemZonnige, warme plaatsen op matig droge tot matig vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, kalkrijke, basische grond (zand, zavel, klei en stenige plaatsen).
GroeiplaatsDijken, bermen, zeeduinen, ruderale plaatsen, grasland (weiland, hooiland en kalkgrasland), langs bosranden, struwelen en kreupelhout, langs spoorwegen (spoorwegterreinen), ruigten, bij meelfabrieken, mijnterreinen, industrieterreinen en haventerreinen.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandZeldzaam. Voornamelijk in het rivierengebied, in de Hollandse en Zeeuwse duinen en in stedelijke omgeving.
VlaanderenZeer zeldzaam.
WalloniëZeer zeldzaam. Misschien oorspronkelijk inheems in Lotharingen.
WereldOorspronkelijk inheems in Zuid-, Midden- en Oost-Europa en Zuidwest-Azië. Ingeburgerd in o.a. Noordwest-Europa en Noord-Amerika.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurKops, J. (1807) Coronilla varia - Bont Kroon-kruid
Flora Batava 2: 138-138
Sloff, J.G & J.L. van Soest (1938) Het fluviatiele district in Nederland en zijn flora.
Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 3 48: 199-249
Pagina's in standaardwerkenAtlas van de Nederlandse Flora 2:
121, 136Flora Batava 02:
plaatHeukels' Flora van Nederland, 23e ed.:
375Heukels' Flora van Nederland, 24e ed.:
357Nederlandse Oecologische Flora 2:
152Wilde Planten 2:
224Wilde-Planten.nl:
paginaAfbeelding in de Zadenatlas (Digital Plant Atlas) Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De lange, liggende of klimmende stengels zijn meestal niet of weinig behaard en vaak sterk vertakt.
Bladeren De bladeren zijn eerst drietallig, later zijn ze oneven geveerd met zeven tot twaalf paar deelblaadjes die 0,6-1,6 cm lang zijn. Ze zijn elliptisch of langwerpig en hebben een vliezige rand. De steunblaadjes zijn klein, vliezig en niet vergroeid.
Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen staan schermvormig bijeen met tien tot twintig bloemen per hoofdje. De bloeiwijzen staan op lange stelen in de bladoksels, die boven de rest van de plant uit komen. De bloemkroon is 1-1½ cm. De kroon heeft een roze, paars gestreepte vlag, witte zwaarden en een roze kiel, die uitloopt in een paarse, spitse punt. Elke bloem heeft tien meeldraden (de bovenste zijn vrij).
Vruchten Een doosvrucht. De vruchten staan handvormig bijeen. Rechtopstaande, 2-8 cm lange peulen met drie tot acht vierkantige leden (de insnoering tussen de zaden) en lopen uit in een kromme snavel (de stijlrest). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.