EcologieBodemZonnige tot licht beschaduwde, open plaatsen (pionier) op vochtige tot natte, matig voedselarme tot matig voedselrijke, vrij stikstofarme, al of niet licht bemeste, meestal wat humeuze, zwak zure, verstoorde, min of meer verdichte grond (zand, leem, zavel en löss, maar weinig op veen en klei).
GroeiplaatsBossen (loofbossen en op en langs bospaden), kapvlakten (met name in sporen van trekkers), zeeduinen (binnenduinweiden), op veepaadjes, waterkanten (droogvallende oevers van vennen, beekstrandjes, langs plassen en poelen, bij drinkplaatsen, langs pas gegraven sloten, greppels en vijvers), afgravingen (zand- en leemputten), heide (afgeplagde plekken), moestuinen en grasland (beekdalweiland).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandVrij zeldzaam in de duinen, in het oosten en midden van het land en in aangrenzende laagveengebieden. Elders zeer zeldzaam.
VlaanderenVrij algemeen in de Kempen en in de duinen. Elders zeldzaam.
WalloniëVrij zeldzaam in de Ardennen. Elders zeer zeldzaam.
WereldDelen van Zuidwest- en Midden-Azië, Noordwest-Afrika, oostelijk en zuidelijk Afrika, op de Azoren, in Australië en in West-, Midden- en Zuid-Europa. Noordelijk tot in Zuid-Scandinavië. Ingeburgerd in Noord-Amerika, Oost- en Zuid-Afrika en Australië.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurLéveillé-Bourret, E. & J.R. Starr (2019) Molecular and morphological data reveal three new tribes within the Scirpo-Caricoid Clade (Cyperoideae, Cyperaceae).
Taxon 68: 218-245
Täuber, T. (2000) Neu- und Wiederfunde von Arten der Zwergbinsen-Gesellschaften in Niedersachsen. Teil 2: Landkreise Aurich (AUR), Wittmund (WTM), Leer (LER), Friesland (FRI) und Cloppenburg (CLP).
Floristische Rundbriefe 33: 135-145
van Eeden, F.W. (1868) Scirpus setaceus - Borstelachtige Bies
Flora Batava 13: 1027-1027
Weeda, E.J. (1970) Over het Nanocyperion in Twente.
Gorteria 5: 46-48
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De ronde, draaddunne stengels vormen dichte polletjes. Soms zijn er korte uitlopers en dan ontstaan er matjes.
Bladeren Meestal is er maar één volledig blad met een borstelvormige bladschijf.
Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloeiwijze bevat één tot drie zittende of zeer kort gesteelde aren met tien tot enige tientallen bloemen. De aren zijn 2-4 mm lang, eivormig en bleek- tot donkerbruin. De kafjes zijn elliptisch, zeer stomp en hebben vaak een stekelpuntje. Meestal zijn er twee meeldraden en één stamper met drie stempels.
Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zaadjes zijn omgekeerd eivormig, met vijftien tot achttien hoogteribben. Daartussen zijn ze gerimpeld. De zaden zijn langlevend (korter dan vijf jaar). Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.