EcologieBodemZonnige tot halfbeschaduwde, open plaatsen (pionier) op matig voedselrijke, vrij droge tot matig vochtige, lichte grond (zand, leem en löss).
GroeiplaatsBossen (open plekken in vrij droge, voedselrijke loofbossen), bosranden, heggen, struwelen, kapvlakten, houtwallen, verlaten akkers, waterkanten (o.a. kanaaloevers), opgespoten grond, braakliggende grond, haventerreinen en zeeduinen.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandAlgemeen tot zeer algemeen op de hogere zandgronden in het oosten, midden en zuiden van het land, in de binnenduinen en in Zuid-Limburg. Zeldzaam in veen- en kleigebieden.
VlaanderenZeer algemeen in de Kempen, de Leemstreek en de Maasvallei. Elders algemeen tot vrij algemeen.
WalloniëAlgemeen.
WereldKoude en gematigde gebieden in Europa en Azië. Ingeburgerd in een klein deel van Noord-Amerika.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurAsmus, U. (1979) Zur Verbreitung der Weiden am Europakanal zwischen Forchheim und Fürth (Bayern).
Göttinger Floristische Rundbriefe 13: 44-49
Gevers Deynoot, P.M.E. (1853) Salix caprea - Ruige Wilg
Flora Batava 11: 819-819
Maes, N.C.M. (2013)
Inheemse bomen en struiken in Nederland en Vlaanderen-Herkenning, verspreiding, geschiedenis en gebruik. Boom
Oudemans, A.C. (1900) Bandvorming (fasciatie) bij een tak van de Waterwilg (Salix Caprea L.).
De Levende Natuur 5: 47-47
Zwaenepoel, A. (2018)
Sleutel voor de in het wild en verwilderd voorkomende wilgen in de lage landen. West-Vlaamse intercommunale dienstverlenende vereniging
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels Jonge takken en knoppen hebben een korte, niet viltige, witte beharing, die spoedig verdwijnt. Dan worden ze glanzend bruin. Het hout van de jonge takken is glad onder de bast.
Bladeren De enigszins gekartelde bladeren zijn meestal eirond, maar soms vrij langwerpig en worden 3-10 cm lang. Ze zijn eerst aan beide kanten dicht behaard, later wordt de bovenkant kaal. Verder zijn ze enigszins glanzend, van boven donkergroen en van onderen zacht grijsharig. De bladtop is spits, min of meer gedraaid en iets gootvormig. De steunblaadjes zijn vrij groot, half-hartvormig.
Bloemen Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Tweehuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op verschillende planten). De bloemen bloeien voor de bladeren verschijnen. De katjes zijn vrij dik. Eerst zitten ze, maar later zijn ze gesteeld. De mannelijke katjes zijn eivormig en worden tot drie cm. De vrouwelijke katjes zijn sigaarvormig en worden tot zeven cm lang. De schutbladen zijn zwartachtig en bedekt met lange witte haren. Elke bloem heeft één honingklier. Het vruchtbeginsel is viltig behaard.
Vruchten Een doosvrucht. De katjes zijn 3-7 cm. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.