EcologieBodemZonnige, open plaatsen op droge tot matig vochtige, matig voedselrijke, meestal kalkarme, vaak omgewerkte, zandige grond (zand, soms op klei).
GroeiplaatsAkkers (akkers en akkerranden), bermen, dijken, grasland, muren, ruderale plaatsen, ruigten (voedselrijke ruigten), langs spoorwegen (spoorbermen), bouwterreinen, haventerreinen, industrieterreinen en zeeduinen (verstoorde plekken).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandZeldzaam. Het meest in Midden-Limburg, op de zuidelijke Veluwe, in het westen van de Achterhoek, in Salland en Noordoost-Drenthe en op Terschelling.
VlaanderenZeer zeldzaam.
WalloniëNa 1972 slechts op 1 plaats gevonden. Waarschijnlijk alleen adventief.
WereldIn Noord-Azië en Europa, behalve in de meest westelijke en zuidoostelijke delen. Ingeburgerd in Australië en Noord-Amerika.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurCortenraad, J. & T.J.D. Mulder (1997) Uit de flora van Limburg. Aflevering 39.
Natuurhistorisch Maandblad 86: 15-18
Vuyck, L. (1906) Crepis tectorum - Daken Streepzaad
Flora Batava 22: 1683-1683
Weeda, E.J. (1984) Over lastige composieten, schermbloemigen en de zin van verzamelen.
Natura 81: 238-247
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De grijsgroene stengels zijn bebladerd en vertakt. Vooral naar boven toe zijn ze iets vlokkig behaard.
Bladeren De rozetbladeren zijn getand tot veerspletig of soms liervormig. De stengelbladeren hebben naar beneden gerolde randen. Deze bladeren zijn lijnvormig, bochtig getand tot gaafrandig, zittend en meestal kaal.
Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De talrijke bloemhoofdjes zitten in losse pluimen. De hoofdjes zijn 1 tot 2 cm breed en meestal min of meer bekervormig. De lintbloemen zijn lichtgeel, ook aan de onderkant. De stijlen zijn bruinachtig groen. Het omwindsel is lijnvormig-langwerpig, grijsviltig en vaak iets beklierd. De buitenste omwindselbladen staan min of meer af. De binnenste zijn aan de binnenkant behaard.
Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. De fijnstekelige zaadjes zijn ongeveer 3 mm lang. Ze hebben 10 ribben. Eerst zijn ze geel, dan oranje en tenslotte worden ze donkerbruin. Het vruchtpluis is wit. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Atlasblokken met waarnemingen
Het aantal atlasblokken (5x5 km) waarin de soort is gemeld binnen een periode van vijf jaar (vanaf 1980) of twintig jaar.
Niet gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en het aantal doorgegeven waarnemingen kan sterk variëren per periode,
dus een trend in verspreiding kan hier niet direct uit worden afgelezen. Het opgegeven jaartal is het eerste jaar van de
periode. Bron: gevalideerde waarnemingen uit de NDFF.
© FLORON & NDFF
download hoge resolutieFenologie bloeiendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.