EcologieBodemZonnige, open plaatsen (tredplant) op droge tot vochtige, voedselrijke, betreden of omgewerkte grond (op de meeste grondsoorten).
GroeiplaatsWegranden, op paden, karrensporen, tussen straatstenen, parkeerplaatsen, ingangen van recreatieterreinen, waterkanten (veedrinkplaatsen), ruigten, grasland (speelvelden en weilandingangen), ruderale plaatsen, hondenuitlaatplaatsen en akkers (zware grond).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandZeer algemeen. Voor het eerst gevonden omstreeks 1900.
VlaanderenZeer algemeen. Met zekerheid voor het eerst gevonden in 1893, mogelijk ook al in 1874.
WalloniëZeer algemeen.
WereldOorspronkelijk uit de kuststreken van Noordoost-Azië en noordwestelijk Noord-Amerika. In Europa voor het eerst gevonden in 1840 in Zweden. Tegenwoordig in een groot deel van de gematigde en de koelere streken op het noordelijk halfrond, maar ook in Australië, Nieuw-Zeeland en zuidelijk Zuid-Amerika.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL Pagina's in standaardwerkenAtlas van de Nederlandse Flora 3:
102Flora Batava 20:
plaat 1597Heukels' Flora van Nederland, 23e ed.:
606Heukels' Flora van Nederland, 24e ed.:
718Nederlandse Oecologische Flora 4:
72Wilde Planten 1:
121Wilde-Planten.nl:
paginadeze soort in de Zadenatlas van Nederland Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De rechtopstaande of opstijgende stengels zijn vertakt, taai en kaal. Schijfkamille heeft een gedrongen bouw en verpreidt een duidelijke geur.
Bladeren De heldergroene bladeren zijn iets vlezig. Ze zijn 3-dubbelgeveerd met draadvormige slippen die tot ongeveer 1 mm breed worden.
Bloemen Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). De alleenstaande bloemen staan op korte stelen. De geelgroene bloemhoofdjes zijn 5 tot 8 mm groot en eivormig. Er zijn geen straalbloemen. De buisbloemen hebben 4 tanden. De bloemhoofdjesbodem is kegelvormig, hol en verlengt zich.
Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zaden zijn zwak geribd, min of meer afgerond en hebben 2 olieklieren. Het vruchtpluis heeft de vorm van een gegolfd richeltje. De zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.