EcologieBodemZonnige, open plaatsen (pionier) op natte, voedselrijke, met name stikstofrijke grond. Zoutmijdend (vrijwel alle grondsoorten, maar het meest op zand en veen). De soort kiemt snel in opwarmende, vochtige tot iets opdrogende modder.
GroeiplaatsWaterkanten (periodiek droogvallende oevers van sloten in veenweidegebieden, veenputten, hoogveenwijken met binnendringend mestrijk water, oeverslib langs plasjes, drooggevallen beek- en rivierstrandjes en greppels met stromend water), grasland (langs veedrinkpoelen, langs bronbeekjes in weiden en andere beweide plaatsen), moerassen (drijftillen in kleine veenplassen) en zeeduinen (infiltratiegeulen voor rivierwater).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandVrij algemeen in laagveengebieden en in het noorden en westen van het land en vrij zeldzaam in het rivierengebied en in het midden van het land. Elders zeldzaam en in Zeeland zeer zeldzaam.
VlaanderenVrij algemeen, maar zeldzaam tot zeer zeldzaam in het kustgebied. Het meest in de Maasvallei.
WalloniëVrij zeldzaam, maar zeldzaam tot zeer zeldzaam in de Ardennen.
WereldGematigde streken op het noordelijk halfrond.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL Literatuurde Mol, W.E. (1914) Een bastaardvorm van
Bidens.
De Levende Natuur 19: 112-115
Kops, J. (1814) Bidens cernua - Neerbuigend Tandzaad
Flora Batava 3: 184-184
van Eeden, F.W. (1898) Bidens cernua b Radiata - Knikkend Tandzaad met lintvormige straalbloemen
Flora Batava 20: 1578-1578
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De stengels zijn bleekgroen en heel soms roodpaars aangelopen. Ze zijn niet vertakt of hebben enige rechtopstaande takken. Vaak zijn ze verspreid behaard.
Bladeren De tegenoverstaande, lijnvormige tot langwerpige bladeren zijn enkelvoudig, getand, niet gesteeld en aan de voet paarsgewijs iets met elkaar vergroeid.
Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De knikkende bloemhoofdjes zijn 1½-2½ cm. Ze zijn geel tot bruinachtig. Soms hebben ze straalbloemen (meestal zijn het er dan acht). De buitenste vijf tot acht omwindselbladen zijn bladachtig en aan de voet gewimperd. De binnenste zijn donker gestreept.
Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zaden zijn bovenaan drie- of vierkantig, hebben omlaaggerichte stekeltjes en een afgeronde, kraakbeenachtige top met drie of vier vruchtpluisnaalden. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.
De bloeiperiode is dit jaar 5 dagen eerder dan het langjarig gemiddelde.