EcologieBodemZonnige, open plaatsen op droge, zelden matig vochtige, matig voedselarm tot matig voedselrijke, kalkrijke, humusarme, vaak omgewerkte grond (zand, klei, zavel, mergel of stenige grond).
GroeiplaatsGrasland (weiland en laag blijvend grasland), bermen, grazige kanaal- en rivierdijken, zeeduinen (duingrasland), ruigten (kalkrijke ruigten), industrieterreinen, langs spoorwegen (spoorwegterreinen), ruderale plaatsen, braakliggende grond en hellingen.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandVrij algemeen in de Zeeuwse en Hollandse duinen en in het rivierengebied, vrij zeldzaam in Zuid-Limburg en zeldzaam tot zeer zeldzaam in Zeeland.
VlaanderenZeer zeldzaam, maar iets minder zeldzaam in de duinen en in de Maasvallei.
WalloniëVrij zeldzaam in het Maasgebied en in de zuidelijke Ardennen en zeldzaam in Brabant. Elders zeer zeldzaam.
WereldWest- en Midden-Azië, Noordwest-Afrika en Europa, behalve in het hoge noorden. Ingeburgerd in Noord-Amerika en op enige plaatsen op het zuidelijk halfrond.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurBos, W. & R. von Mackensen (1997) Distels, planten met karakter.
De Levende Natuur 98: 223-225
Kops, J. (1807) Carduus nutans - Knikkende Distel
Flora Batava 2: 159-159
Lukkien, V.P.A. (2005) Een bijzondere distel onder de loep. Aantekeningen over de ontstaansgeschiedenis van de bastaard van de kruldistel en de knikkende distel op Schiermonnikoog.
Natura 102: 72-74
Lukkien, V.P.A. & P. Jeurissen (2005) Aantekeningen over de ontstaansgeschiedenis van de bastaard van de Kruldistel (
Carduus crispus L.) en de Knikkende distel (
Carduus nutans L.) op Schiermonnikoog.
Gorteria 31: 6-8
Sloff, J.G. & J.L. van Soest (1939) Het fluviatiele district in Nederland en zijn flora II.
Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 3 49: 268-306
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De stengels zijn onderaan gevleugeld, wit spinnewebachtig behaard en al of niet vertakt.
Bladeren De rozetbladeren zijn langwerpig, gekroesd en diep veerspletig. De slippen zijn stekelig getand, op de uitstekende nerven aan de onderkant viltig, glanzend donkergroen en lopen als brede, stekelige vleugels langs de steel af.
Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen staan afzonderlijk of met enkele bij elkaar op niet-stekelige stelen. De knikkende bloemhoofdjes zijn 3-6 cm. Ze zijn helder roodpaars. De omwindselbladen zijn boven de voet ingesnoerd, staan wijd uit of zijn iets teruggeslagen. De binnenste zijn vaak paars aangelopen en de buitenste sterk teruggekromd. Ze verspreiden een zwakke geur.
Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. Het vruchtpluis bestaat uit enkelvoudige, ruwe haren. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.