EcologieBodemZonnige tot licht beschaduwde plaatsen op natte, matig voedselrijke tot voedselrijke grond en in matig voedselrijk tot voedselrijk, zoet tot zwak brak, zwak zuur tot kalkrijk, liefst helder, zeer zwak tot stilstaand water (zand, leem, zavel, veen en klei). De soort groeit vaak op kwelplekken.
GroeiplaatsWaterkanten en water (beken, sloten, brakke poldersloten, greppels, vijvers, plassen, drinkpoelen, vroegere rivierarmen en kanalen), moerassen (rietland, verlandende sloten, drijftillen en dichtgroeiende veenplassen), bossen (moerasbossen) en brongebieden.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandAlgemeen in laagveengebieden, het noordelijk zeekleigeied, het rivierengebied en op de Waddeneilanden. Elders plaatselijk vrij algemeen, maar vrij zeldzaam in het Deltagebied, op de hoge zandgronden en in Zuid-Limburg.
VlaanderenVrij algemeen, maar veel zeldzamer in de Kempen en Binnen-Vlaanderen.
WalloniëVrij algemeen, maar zeer zeldzaam in de Ardennen.
WereldGematigde streken op het noordelijk halfrond, behalve in Oost-Azië. Ingeburgerd in Australië en op een paar plaatsen in Afrika.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurGerstberger, P. (1980) Blattanatomische Mermale zur Unterscheidung von
Berula erecta (Huds.) Coville und
Apium nodiflorum (L.) Lag.
Göttinger Floristische Rundbriefe 14: 6-9
Kops, J. & H.C. van Hall (1844) Sium angustifolium - Smalbladige Watereppe
Flora Batava 8: 567-567
van Moorsel, R.C.M.J. & B. Odé (2000)
Apium,
Berula en
Sium.
Gorteria 26: 244-245
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De kale, holle stengels zijn buisvormig, met lijnen en vaak sterk vertakt en/of zigzagsgewijs heen en weer gebogen. Ze vormen uitlopers en groeien vaak in grote groepen.
Bladeren De ondergedoken bladeren zijn drie- tot viervoudig geveerd met lijnvormige slippen. De andere bladeren zijn geveerd met zeven tot veertien paar langwerpige, getande blaadjes. De bovenste bladeren zijn maar klein.
Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemschermen zijn 3-6 cm breed en met tien tot twintig stralen. Ze staan tegenover de bladeren. De 2 mm grote bloemen zijn wit. De kelktanden zijn priemvormig en vaak ongelijk. De stijlen zijn lang. De talrijke, omwindselbladen zijn vaak geveerd (deels driedelig).
Vruchten Een splitvrucht. De bolvormige vruchten zijn eirond, 1½-2 mm en nauwelijks geribd. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.