EcologieBodemZonnige, open tot gesloten, grazige plaatsen op droge tot vochtige, matig voedselarme tot zeer voedselrijke, zwak zure tot basische, vaak omgewerkte grond (meestal op lichte grond en op stenige plaatsen, maar niet op veen).
GroeiplaatsBermen, langs zandwegen, grasland (droog weiland), dijken, braakliggende grond, plantsoenen, tussen straatstenen, ruderale plaatsen, ruigten (voedselrijke ruigten), oude muren, bij hekwerken, beweide rivierduinen, akkers (akkerranden), zeeduinen (laag blijvend duingrasland) en langs spoorwegen (spoorwegterreinen).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandZeer algemeen, maar in het noordoosten iets minder algemeen.
VlaanderenZeer algemeen. Het meest in de duinen.
WalloniëAlgemeen, maar zeldzamer in de Hoge Ardennen.
WereldZuid-, West- en Midden-Europa. Ingevoerd in Noord- en Zuid-Amerika en Australië.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurHartsen, F.A. (1865) Crepis virens - Groenachtig Streepzaad
Flora Batava 12: 960-960
van Eeden, F.W. (1877) Crepis virens - Uitgespreid Streepzaad
Flora Batava 15: 1182-1182
Weeda, E.J. (1984) Over lastige composieten, schermbloemigen en de zin van verzamelen.
Natura 81: 238-247
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De dunne, bij de voet of bovenaan vertakte stengels zijn kaal of weinig behaard en meestal vrij sterk vertakt.
Bladeren De vele rozetbladeren zijn glanzend, langwerpig en getand tot veerspletig. De stengelbladeren zijn kleiner en omvatten met spitse oortjes de stengel.
Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemhoofdjes vormen samen losse pluimen. De hoofdjes zijn 1-2 cm. De lintbloemen zijn geel en van onderen vaak roodachtig. Het omwindsel is 5-9 mm lang, grijs behaard en min of meer beklierd, evenals de hoofdjesstelen. De omwindselbladen zijn langwerpig. De buitenste zijn zeer kort en aanliggend behaard en de binnenste zijn van binnen kaal.
Vruchten De zaadjes zijn strobruin, glad, hebben tien ribben en zijn 1½-2½ mm lang. Aan de top zijn ze versmald en hebben geen snavel. Het witte vruchtpluis is buigzaam. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Een eenzadige dopvrucht of nootje. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.