EcologieBodemZonnige, open plaatsen (pioniervegetatie) op droge tot vochtige, voedselrijke tot zeer voedselrijke, bemeste, niet te zware en vaak kalkarme grond (van zand tot zavel).
GroeiplaatsAkkers (hakvruchtakkers), moestuinen, omgewerkte grond, braakliggende grond, plantsoenen, tussen straatstenen, tegen muren, ruderale plaatsen, langs spoorwegen, heggen, struwelen, bermen (omgewerkte plaatsen) en waterkanten (zandstrandjes langs beken en rivieren).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandVrij algemeen, maar zeldzaam op de Waddeneilanden, in Zeeland, het noordelijk zeekleigebied en in Flevoland. Ingeburgerd sinds 1863.
VlaanderenAlgemeen ingeburgerd, maar zeldzamer in de Polders. Voor het eerst gevonden in 1827.
WalloniëAlgemeen, met name in Brabant. Zeldzaam ten zuiden van de lijn Samber en Maas.
WereldOorspronkelijk uit Zuid- en Midden-Amerika, met name Mexico en het Andesgebergte (Peru). In het begin van de 19de eeuw begon het in Europa vanuit Duitsland te verwilderen. Inmiddels groeit het ook in noordelijk Noord-Amerika, in Zuid- en Oost-Azië, Australië en in een groot deel van Afrika.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL Literatuur(Anoniem) (1916)
Galinsoga parviflora.
De Levende Natuur 20: 377-377
de Boer, A.J. (1932) Enkele opmerkingen over een drietal zeldzame planten.
De Levende Natuur 37: 80-81
Garjeanne, A.J.M. (1951)
Galinsoga.
De Levende Natuur 54: 7-14
Hk, H. (1916)
Galinsoga parviflora.
De Levende Natuur 21: 320-320
Hoekstra, M.K. (1917)
Galinsoga in Friesland.
De Levende Natuur 21: 339-339
Jansen, P. & W.H. Wachter (1917)
Galinsoga.
De Levende Natuur 21: 360-360
Kolvoort, E.O.H. (1916)
Galinsoga.
De Levende Natuur 21: 299-299
Lotsy, J.P. (1916)
Galinsoga.
De Levende Natuur 21: 279-279
Schouten, W. (1911) Knopkruid.
De Levende Natuur 15: 403-403
Theron Mulder, J.C., J.L. van Soest & J.P. Strijbos (1932) Knopkruid.
De Levende Natuur 37: 255-256
Timmersman, A., F. Hekker & P. Sieberin (1932) Knopkruid.
De Levende Natuur 37: 159-159
van Eeden, F.W. (1877) Galinsoga parviflora - Kleinbloemige Galinsoga
Flora Batava 15: 1132-1132
Wasscher, J. (1933) Knopkruid.
De Levende Natuur 37: 348-348
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De stengels zijn enigszins glanzend, grasgroen en met verspreide, aanliggende haren.
Bladeren De tegenover elkaar staande bladeren zijn eirond, spits en fijn getand. Ze hebben een korte steel en verspreide aanliggende haren op de bladranden en de nerven.
Bloemen Polygaam (bloemen met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen en bloemen met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemhoofdjes zitten in gevorkte bloeiwijzen. Ze zijn 3-5 mm. De meestal vijf lintbloemen zijn wit en vaak met drie tanden. De buisbloemen zijn geel. De bloemhoofdjesbodem is kegelvormig en heeft stroschubben. Deze stroschubben hebben vaak 3 spleten en naar de top toe worden ze breder. Het vruchtpluis van de buisbloemen bestaat uit schubben en is niet genaald.
Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.
De bloeiperiode is dit jaar 10 dagen eerder dan het langjarig gemiddelde.