EcologieBodemZonnige tot soms licht beschaduwde, open plaatsen op matig droge tot vochtige, voedselrijke, humushoudende en vaak kalkhoudende, omgewerkte grond (van zand tot klei, niet op veen).
GroeiplaatsBermen, grasland (ruig grasland langs rivieren en kanalen), rivierdijken, langs spoorwegen (spoorbermen), ruigten (humeuze ruigten), bossen (lichte plekken, o.a. in oeverwalbossen langs rivieren en grote beken), bosranden, struwelen, haventerreinen, industrieterreinen, afgravingen (zandgroeven en kleigroeven), stortterreinen, geluidswallen, ruderale plaatsen, plantsoenen en ingedijkte kwelders.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandVrij algemeen, maar vrij zeldzaam tot zeldzaam in Drenthe, Zuidoost-Fryslân, het Waddengebied en Zeeland.
VlaanderenAlgemeen, maar zeer zeldzaam in de Kempen.
WalloniëAlgemeen, maar zeldzaam in de Ardennen.
WereldGematigde streken in Azië en Europa. Ingeburgerd in Groot-Brittannië, Noord-Amerika en Nieuw-Zeeland.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurBos, W. & R. von Mackensen (1997) Distels, planten met karakter.
De Levende Natuur 98: 223-225
Kops, J. (1814) Carduus crispus - Gekrulde Distel
Flora Batava 3: 230-230
Lukkien, V.P.A. (2005) Een bijzondere distel onder de loep. Aantekeningen over de ontstaansgeschiedenis van de bastaard van de kruldistel en de knikkende distel op Schiermonnikoog.
Natura 102: 72-74
Lukkien, V.P.A. & P. Jeurissen (2005) Aantekeningen over de ontstaansgeschiedenis van de bastaard van de Kruldistel (
Carduus crispus L.) en de Knikkende distel (
Carduus nutans L.) op Schiermonnikoog.
Gorteria 31: 6-8
Sloff, J.G. & J.L. van Soest (1939) Het fluviatiele district in Nederland en zijn flora II.
Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 3 49: 268-306
Stolwijk, P.F. (1982) Nogmaals
Carduus crispus L. in Twente.
Gorteria 11: 42-43
Weeda, E.J. (1979)
Carduus crispus L., neofiet in Twente.
Gorteria 9: 365-367
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De stengels zijn meestal vertakt. De vleugels van de stengels met meestal tot 3 mm lange stekels.
Bladeren De bladeren groeien eerst in een rozet. Ze zijn langwerpig of elliptisch veerspletig of getand. Van onderen zijn ze iets spinnewebachtig behaard, maar van boven nauwelijks. De toppen van de bladslippen met hoogstens 3 mm lange stekels. De stekels zijn vrij zacht.
Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemhoofdjes zitten in kluwens met één tot vijf bij elkaar aan het eind van de takken. De hoofdjes zijn 1 cm, bolrond en roodpaars of heel soms wit van kleur. De omwindselbladen zijn aan de top licht gebogen, maar niet S-vormig. De middennerf van de middelste omwindselbladen is onopvallend in het onderste deel.
Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.