EcologieBodemZonnige, open plaatsen op droge, goed doorlatende, matig voedselarme tot matig voedselrijke, meestal kalkhoudende, maar soms zwak zure, omgewerkte grond (meestal op zand, soms op mergel of zavel en op stenige plaatsen).
GroeiplaatsLangs spoorwegen (spoorbermen), zeeduinen (o.a. langs duinpaden en open plekken), heggen, struwelen, houtwallen, bermen (open, zandige plekken), grasland (ruig grasland), dijken, puin, afgravingen (zandgroeven), zanddepots, braakliggende grond, opgespoten grond, industrieterreinen, haventerreinen, bouwterreinen, stortterreinen, tussen straatstenen, steile kalkhellingen en ruigten (kalkrijke en beweide ruigten).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandVrij algemeen in de duinen en plaatselijk in Limburg, Noord-Brabant, het oosten en midden van het land en in Zeeland. Elders zeldzaam en zeer zeldzaam in het noordoosten.
VlaanderenVrij algemeen.
WalloniëVrij algemeen, maar vrij zeldzaam in de Ardennen.
WereldOorspronkelijk uit Zuid-Europa. Nu ook op veel plekken in gematigde streken in alle werelddelen, behalve Afrika.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurKloos, A.W. (1935) x
Verbascum thijsseanum nov. hybr. -
V. ovalifolium x thapsus.
De Levende Natuur Gedenkboek 40: 96-97
Kops, J. (1814) Verbascum thapsus - Wolbladige Toorts
Flora Batava 3: 162-162
van Eeden, F.W. (1885) Verbascum schraderi - Kleinbloemige Toorts. Wolkruid
Flora Batava 17: 1313-1313
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels Meestal maar één, niet vertakte, zachtgrijze of wit-wollige stengel.
Bladeren De bladeren zijn langwerpig-eirond en zwak gekarteld. De stengelbladeren zijn naar de voet geleidelijk versmald in twee brede lijsten, die zich naar onderen langs de stengel voortzetten tot aan of voorbij het vorige blad. Ze zijn dicht wollig behaard en worden tot 40 cm lang. De rozetbladeren hebben een stompe top en de stengelbladeren een zwak toegespitste top.
Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zitten in dichte kluwens, die verenigd zijn tot een aarvormige bloeiwijze. Deze heeft een korte steel. De bloemen zijn lichtgeel, 1,2-2,5 cm en trechtervormig. Ze hebben vijf meeldraden. De onderste twee zijn langer dan de andere en (vrijwel) niet behaard. De helmknoppen van deze twee meeldraden zijn kort pijlvormig en lopen iets af langs de helmdraad. De bovenste drie meeldraden met wit-wollige helmdraden. De stempel is knopvormig.
Vruchten Een doosvrucht. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.