EcologieBodemZonnige, vrij open plaatsen op vrij natte tot vochtige, matig voedselrijke tot zeer voedselrijke grond, ook in brak milieu (zavel, klei en stenige plaatsen).
GroeiplaatsWaterkanten (langs rivieren, met name op aanspoelselgordels in uiterwaarden en basaltglooiingen), ruigten (natte ruigten), bermen (kanaalbermen), omgewerkte grond, haventerreinen, industrieterreinen, ruderale plaatsen, langs spoorwegen (spoorwegterreinen), bij steenfabrieken, braakliggende grond, dijkbeschoeiingen en zeeduinen.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandVrij algemeen in het rivierengebied, in stedelijke omgeving, in zeeklei- en laagveengebieden en in het westen. Elders zeldzaam.
VlaanderenVrij algemeen langs de rivieren. Elders zeldzamer. Toegenomen.
WalloniëPlaatselijk vrij algemeen in het Maasgebied en in de zuidelijke Ardennen. Elders zeldzaam tot zeer zeldzaam.
WereldGematigde streken in Europa en Azië. Ingeburgerd in Noord-Amerika.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurSloff, J.G & J.L. van Soest (1938) Het fluviatiele district in Nederland en zijn flora.
Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 3 48: 199-249
Zijlstra, G. (1972) Eeen tabel ter determinatie van klaversoorten op vegetatieve kenmerken.
Gorteria 6: 27-34
Pagina's in standaardwerkenAtlas van de Nederlandse Flora 3:
104Heukels' Flora van Nederland, 23e ed.:
367Heukels' Flora van Nederland, 24e ed.:
347Nederlandse Oecologische Flora 2:
134Wilde Planten 2:
172Wilde-Planten.nl:
paginaAfbeelding in de Zadenatlas (Digital Plant Atlas) Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De kale, vertakte stengels staan rechtop.
Bladeren De langwerpige bladen zijn drietallig en scherp getand. De steunblaadjes zijn smal en niet getand.
Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De 2-6 cm lange trossen bevatten veel gele bloemen, die 5-8 mm groot worden. De vlag is ongeveer even lang als de andere kroonbladen, met een paar bruine lijntjes, die aan het eind van de bloei verbleken. Het niet gesteelde vruchtbeginsel is behaard.
Vruchten Een doosvrucht. De zwart wordende peulen zijn eivormig en 4-6 mm lang. Ze zijn aangedrukt behaard, met een nettekening, zijn spits en hebben een blijvende stijl. Een klein deel van de peulen bevat één zaadje, de meeste hebben echter twee zaden. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.
De bloeiperiode is dit jaar 5 dagen eerder dan het langjarig gemiddelde.