EcologieBodemZonnige tot licht beschaduwde, vaak vrij open open plaatsen op matig droge tot vochtige, voedselrijke, zwak zure tot kalkhoudende, omgewerkte grond.
GroeiplaatsBermen, ruige dijken, ruigten (humeuze ruigten), bossen (lichte plekken in loofbossen en oeverwalbossen), struwelen, heggen, kapvlakten, zeeduinen, plantsoenen, langs spoorwegen (spoorwegterreinen), braakliggende grond, ruderale plaatsen, puinhopen, aan de voet van vrijstaande of vervallen muren, bij mesthopen en bij bebouwing.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandKleine klit: Zeer zeldzaam in Oost-Nederland en Zuid-Limburg. Middelste klit: Algemeen, maar vrij zeldzaam in het noordoosten.
VlaanderenZeer algemeen.
WalloniëAlgemeen, maar iets minder in de Ardennen.
WereldEuropa, Noordwest-Afrika, West-Azië en Noord-Amerika. Ook in Nieuw-Zeeland en Australië. Kleine klit: Het meest in Midden-Europa. Ingeburgerd in grote delen van Noord-Amerika. Middelste klit: Met name in West- en Midden-Europa.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurDuistermaat, H. (1990) Gezocht:
Arctium!
Gorteria 16: 82-85
Duistermaat, H. (1996) Monograph of Arctium L. (Asteraceae). Generic delimitation (including Cousinia Cass. p.p.), revision of the species, pollen morphology, and hybrids.
Gorteria - Supplement 3: 1-143
Nieuwenhuijs, A.M. (2004) Het determineren van klitten (
Arctium sp.) aan grondbladen.
Floron Nieuwsbrief Groningen 11: 10-10
Sloff, J.G. & J.L. van Soest (1939) Het fluviatiele district in Nederland en zijn flora II.
Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 3 49: 268-306
van Eeden, F.W. (1898) Lappa minor - Kleine Klis
Flora Batava 20: 1587-1587
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De zijtakken staan vrijwel horizontaal tot schuin af. Vaak zijn de stengels roodachtig en behaard.
Bladeren De onderste bladen worden tot 50 cm lang. Ze zijn breed hartvormig en aan de onderkant grijsgroen en vrijwel kaal. Ze zijn meer lang dan breed en hebben een holle steel.
Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). Een tros- tot pluimvormige bloeiwijze met kort tot vrij lang gesteelde hoofdjes van 2-3 cm breed. De omwindselbladen hebben vaak een paarse top en zijn gewoonlijk, maar niet altijd, vrij dicht spinragachtig behaard. De bloemkroon is meestal niet beklierd, een verschil met Donzige klit. De bloemhoofdjes groeien min of meer in kluwens. Ze hebben een heel korte steel of geen steel en zijn groen of paarsrood aangelopen. Kleine klit: De bloemhoofdjes zijn kleiner (1,5-2 cm breed). Het zijn vrijwel zittende of hoogstens kort gesteelde, min of meer in kluwens staande hoofdjes, waarvan het omwindsel weinig of geen spinragachtige beharing draagt.
Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. De klitten blijven vaak de hele winter aan de dode plant. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.