EcologieBodemLicht tot matig beschaduwde plaatsen op matig droge tot licht vochtige, matig voedselrijke, kalkrijke grond (leem en kalksteenverweringsgrond).
GroeiplaatsBossen (loofbossen), bosranden, struwelen (kalkrijke zomen), hakhout en bermen van holle wegen.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandZeldzaam in Zuid-Limburg en zeer zeldzaam bij o.a. Nijmegen en in laagveengebieden.
VlaanderenZeer zeldzaam.
WalloniëVrij zeldzaam in het Maasgebied en in de zuidelijke Ardennen. Elders zeer zeldzaam.
WereldMidden- en Zuidwest-Azië, Noordwest-Afrika, op enige eilanden in de Atlantische Oceaan en Midden-, Zuid- en West-Europa, noordelijk tot in Midden-Engeland en het Oostzeegebied en oostelijk tot de Oekraïne.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurEisele, W. & E. Zähringer (1998) Vorläufiger Schlüssel zur Bestimmung der Seggen (
Carex spec.) Baden-Württembergs nach vegetativen Merkmale.
Floristische Rundbriefe Beiheft 5: 1-26
Kern, J.H. & T.J. Reichgelt (1954) Carex L., 1753.
Flora Neerlandica : 7-133
Koopman, J., F. van Beusekom, H. Waltje & E. Simons (2022)
Nova Flora Neerlandica: Het geslacht Carex, Zegge in Nederland. KNNV Uitgeverij, Zeist
Koopman, J. & H. Więcław (2017) The section
Phaestoglochin (
Carex, Cyperaceae) in the Netherlands.
Gorteria - Dutch Botanical Archives 39: 79-87
Rich, T.C.G. & A.C. Jermy (1998)
Plant Crib - Carex. Botanical Society of the British Isles
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De bloeistengels zijn scherp driekantig. De onderste scheden zijn bruin, vaak paarsrood aangelopen en rood gevlekt. Later beginnen ze te vezelen. Groene bermzegge groeit in dichte pollen.
Bladeren De bladen worden 2-5 mm breed.
Bloemen Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). Een compacte bloeiwijze van ongeveer 3 cm, die soms aan de voet wordt onderbroken. De bloeiwijze bevat zes tot tien eivormige aren met zeer kleine, kafjesachtige schutbladen. Zelden heeft de onderste aar een kort-priemvormig schutblad. Onderaan groeien de vrouwelijke bloemen en bovenaan de mannelijke. Elke bloem heeft twee stempels.
Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. De urntjes zijn platbol, eirond, 4-5 mm, glanzend bronsgroen tot lichtbruin en leerachtig. Aan de rugkant zijn ze zwak generfd, aan de top zijn ze versmald in een tweetandige snavel. Op de rug zijn ze gegroefd. De lichtbruine nootjes zijn trapeziumvormig. Eenzaadlobbig (kiemend met één kiemblaadje).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Atlasblokken met waarnemingen
Het aantal atlasblokken (5x5 km) waarin de soort is gemeld binnen een periode van vijf jaar (vanaf 1980) of twintig jaar.
Niet gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en het aantal doorgegeven waarnemingen kan sterk variëren per periode,
dus een trend in verspreiding kan hier niet direct uit worden afgelezen. Het opgegeven jaartal is het eerste jaar van de
periode. Bron: gevalideerde waarnemingen uit de NDFF.
© FLORON & NDFF
download hoge resolutieFenologie bloeiend
Fenologie vruchtdragend
Bron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.