EcologieBodemZonnige plaatsen op vochtige tot natte, zelden droge, voedselarme tot soms matig voedselrijke, zure tot zwak zure grond (zand, leem, laagveen, hoogveen en stenige plaatsen).
GroeiplaatsBossen (natte bossen en moerasbossen), struwelen, wilgenbosjes, kapvlakten, struweel op hoogveen, heide, waterkanten (o.a. rotsige oevers), zeeduinen (duinvalleien), bermen, veendijken, moerassen (veentjes aan de rand van beekdalen en dichtgroeiende moerasjes) en grasland (dichtgroeiend schraalland).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandAlgemeen in zand- en veenstreken, vrij zeldzaam in Zuid-Limburg en zeldzaam tot zeer zeldzaam in zeekleigebieden.
VlaanderenAlgemeen in de Kempen en het Brugse Houtland. Elders zeldzamer.
WalloniëVrij algemeen, maar vrij zeldzaam in Brabant en in het Maasgebied.
WereldBijna heel Europa en Zuidwest-Azië.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurAsmus, U. (1979) Zur Verbreitung der Weiden am Europakanal zwischen Forchheim und Fürth (Bayern).
Göttinger Floristische Rundbriefe 13: 44-49
Maes, N.C.M. (2013)
Inheemse bomen en struiken in Nederland en Vlaanderen-Herkenning, verspreiding, geschiedenis en gebruik. Boom
van Eeden, F.W. (1884) Salix aurita - Geoorde Wilg
Flora Batava 16: 1202-1202
van Eeden, F.W. (1889) Salix rugosa - Rimpelige Wilg
Flora Batava 18: 1367-1367
Zwaenepoel, A. (2018)
Sleutel voor de in het wild en verwilderd voorkomende wilgen in de lage landen. West-Vlaamse intercommunale dienstverlenende vereniging
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De dunne, dicht uitstaande takken zijn opnieuw vertakt. Ze zijn glanzend roodbruin. Jonge takken en knoppen zijn eerst ijl behaard, maar worden spoedig kaal.
Bladeren De rimpelige bladeren zijn 2-5 cm lang. Ze zijn boven het midden het breedst en omgekeerd eirond tot langwerpig. Ze hebben een gezaagde rand en een gootvormige, gekromde top. Aan beide kanten hebben ze zes tot tien nerven. Jonge bladeren zijn dicht wollig behaard, later worden ze van boven vrijwel kaal en zijn dan dofgroen. Aan de onderkant zijn ze behaard en grijsgroen. De steunblaadjes (de oortjes) zijn vrij groot, niervormig, gezaagd en vallen niet af.
Bloemen Eenslachtig (een bloem met alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Tweehuizig (mannelijke en vrouwelijke bloemen op verschillende planten). De tot 2½ cm lange katjes zijn in omtrek rond en verschijnen vrijwel tegelijk met de bladeren. Eén honingklier. Het vruchtbeginsel is viltig behaard. De stempels zijn knopvormig. De helmknoppen zijn geel. De mannelijke katjes zijn eivormig. De schutbladen zijn zwartachtig.
Vruchten Een doosvrucht. De katjes worden 1½-5 cm lang. Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.