EcologieBodemZonnige plaatsen op natte tot vochtige, matig voedselrijke, licht bemeste grond, meestal op plekken met basische kwel. Vaak op gemengde grond zoals zandige rivierklei, zandig laagveen, kleiig zand en kleiig veen, ook op leem en laagveen.
GroeiplaatsWaterkanten (o.a. langs greppels), grasland (bergweiden, weinig of niet bemest hooiland, vloeiweiden, periodiek overstroomd grasland, uiterwaarden en schrale stroken hooiland tussen petgaten), bermen, rivierdijken en langs spoorwegen (spoordijken).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NLVerspreidingNederlandVrij zeldzaam in Noord-Overijssel langs de Overijsselse Vecht, in het midden van Brabant (De Kempen) en Midden-Limburg (Maasdal). Elders zeldzaam of zeer zeldzaam en in grote gebieden ontbrekend, met name in het kustgebied, behalve op Voorne.
VlaanderenVrij zeldzaam langs de rivieren en in de vloeiweiden van Lommel. Elders zeer zeldzaam. Achteruitgegaan.
WalloniëVrij zeldzaam in het oosten (de Hoge Ardennen). Elders zeldzaam tot zeer zeldzaam.
WereldGematigde en koude streken in Europa en Azië en in Alaska. De soort ontbreekt in een groot deel van Scandinavië.
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL LiteratuurBolman, J. (1970) Een auto-adventief?.
Natura 67: 1-2
de Wever, A. (1936)
Sanguisorba officinalis L.
Natuurhistorisch Maandblad 25: 7-7
Sloff, J.G & J.L. van Soest (1938) Het fluviatiele district in Nederland en zijn flora.
Nederlandsch kruidkundig archief. Serie 3 48: 199-249
van Eeden, F.W. (1877) Sanguisorba officinalis - Gewoon Sorbenkruid
Flora Batava 15: 1156-1156
Venema, P. (2011) Grote pimpernel (
Sanguisorba officinalis) rondom de Oosterboer, Meppel.
Nieuwsbrief Werkgroep Florakartering Drenthe 47: 5-8
Weeda, E.J. (1991) Sanguisorbo-Silaetum en verwante graslandvegetaties in het Midden-nederlandse rivierengebied.
Stratiotes 3: 3-32
Beschrijvingbron: Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra Stengels De rechtopstaande stengels zijn vertakt, gegroefd en alleen aan de basis behaard. De plant groeit in pollen.
Bladeren De gesteelde en geveerde bladeren vormen eerst een rozet. De onderste bladeren met zeven tot vijftien deelblaadjes. Deze worden 2-4 cm en zijn eivormig. De bovenste blaadjes zijn 2-7 cm. De blaadjes hebben aan beide kanten ongeveer twaalf tanden en van onderen zijn ze grijsgroen.
Bloemen Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De 1-3 cm grote bloemhoofdjes zijn eivormig. De bloemdekbladen zijn donkerrood. Elke bloem heeft vier meeldraden, die even lang zijn als de roodbruine kelk. De stijl is vrij lang en de stempel bolvormig en kort behaard. De bloemen zijn tweeslachtig. Er zijn geen kroonbladen.
Vruchten Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zaden zijn zeer kortlevend korter dan één jaar). Tweezaadlobbig (kiemend met twee kiemblaadjes).
Bron:
Wilde-planten.nl / Klaas Dijkstra -
CC BY-NC-SA 3.0 NL
Verspreidingstrend
Gemiddelde trend van het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt, weergegeven als indexcijfer (1975-1978 = 100).
De trend is gecorrigeerd voor waarnemersinspanning en geeft de relatieve verandering in het aantal bezette kilometerhokken weer.
Voor de berekening worden de data per periode van vier jaar samengenomen.
In de grafiek correspondeert ieder punt met het laatste jaar van zo'n periode.
© NEM(CBS & FLORON) 2023
download in hoge resolutieFenologie bloeiendFenologie vruchtdragendBron: FLORON - Gemodelleerd op basis van waarnemingen uit de NDFF voor de periode 2000-2021.